Schindlers list (34 page)

Read Schindlers list Online

Authors: Thomas Keneally

BOOK: Schindlers list
8.2Mb size Format: txt, pdf, ePub

 

Een week nadat Oskar met Süssmuth had gesproken gaven de heren van de Berlijnse Rüstungsinspektion de gouverneur van Moravië de instructie dat de dependance van Hoffmans spinfabriek in Brinnlitz aan Oskars wapenbedrijf moest worden toegewezen. De bureaucraten van de gouverneur konden niets meer doen, zei Süssmuth via de telefoon tegen Oskar, dan de administratieve afhandeling vertragen. Maar Hoffman en andere partijgenoten in Zwittau en omgeving waren al bezig met confereren en resoluties aannemen tegen Oskars binnendringen in Moravië. De
Kreisleiter
van de partij in Zwittau schreef naar Berlijn en klaagde dat joodse gevangenen uit Polen een gevaar voor de gezondheid van Moravische Duitsers zouden zijn. Voor het eerst in de moderne geschiedenis zou zich hoogstwaarschijnlijk vlektyfus in de streek gaan voordoen, en Oskars wapenfabriekje, dat van twijfelachtige waarde voor de oorlogsinspanning was, zou ook nog bommenwerpers van de geallieerden aantrekken, met daaruit voortvloeiende beschadiging van de belangrijke Hoffman-fabriek. De bevolking van joodse criminelen in het geplande kamp van Schindler zou de kleine, nette bevolking van Brinnlitz te zwaar belasten en een kankergezwel op de goede flank van Zwittau zijn. Een dergelijk protest maakte geen enkele kans, omdat het rechtstreeks naar het kantoor van Erich Lange in Berlijn ging. Beroepen op Troppau werden door de goede Süssmuth verworpen. Toch kwamen er in Oskars geboorteplaats aanplakbiljetten tegen de muren met:
'Houd de joodse criminelen weg.'
En Oskar betaalde. Hij betaalde de Evacuatieafdeling in Krakau om de afgifte van vergunningen voor het overbrengen van zijn machinerie te bespoedigen. De afdeling Economische Zaken in Krakau moest worden aangespoord de uitklaringsakten voor bankvoorraden te verstrekken. Geld was tegenwoordig niet in trek, dus betaalde hij met goederen - met kilo's thee, met leren schoenen, met tapijten, met koffie, met vis in blik. In de straatjes die op het marktplein van Krakau uitkwamen bracht hij zijn middagen door met het op een duizelingwekkend prijsniveau onderhandelen over alles wat de bureaucraten maar begeerden. Anders, wist hij zeker, zouden ze hem laten wachten tot zijn laatste jood naar Auschwitz was vertrokken. Het was Süssmuth die hem vertelde dat er mensen uit Zwittau naar de Rüstungsinspektion schreven om Oskar van zwarte handel te beschuldigen. Als ze naar mij schrijven, zei Süssmuth, kunt u er wel van op aan dat dezelfde brieven naar de politiechef van Moravië, Obersturm-führer Otto Rasch, toe gaan. U moest eens met Rasch gaan kennismaken en hem laten zien wat voor innemende kerel u bent. Oskar had Rasch gekend toen hij SS-politiechef van Kattowitz was. Door een gelukkig toeval was Rasch een vriend van de directeur van Ferrum AG in Sosnowitz, waarvan Oskar zijn staal had betrokken. Maar toen hij zich naar Brno haastte om informanten de pas af te snijden, vertrouwde Oskar niet op zoiets broos als wederzijdse vriendschappen. Hij nam een in briljantvorm geslepen diamant mee, die hij op de een of andere manier tijdens de ontmoeting te berde bracht. Toen de diamant het bureau overging en aan de kant van Rasch terechtkwam, was Oskars front in Brno beveiligd. Oskar heeft later geschat dat hij honderdduizend Reichsmark heeft uitgegeven om de overplaatsing naar Brinnlitz te smeren. Weinige van zijn overlevenden zouden dat bedrag ooit onwaarschijnlijk vinden, hoewel er waren die het hoofd schudden en zeiden: 'Nee, méér! Het zou meer moeten zijn geweest.'

 

Hij had wat hij noemde een voorlopige lijst opgesteld en leverde hem bij het administratiegebouw af. Er stonden meer dan duizend namen op - de namen van alle bewoners van het gevangenenkamp op het achterterrein van Emalia, en ook nog nieuwe namen. Die van Helen Hirsch prijkte erop, en Amon was er niet om er iets van te kunnen zeggen. En de lijst zou groeien als Madritsch erin toestemde met Oskar naar Moravië te trekken. Dus bleef Oskar inpraten op Titsch, zijn bondgenoot bij het oor van Julius Madritsch. Diegenen onder Madritsch' gevangenen die het dichtst bij Titsch stonden wisten dat de lijst in de maak was, dat ze erop zouden kunnen komen. Titsch zei zonder enige dubbelzinnigheid tegen hen: Jullie moeten erop komen. Onder alle stapels paperassen in Plaszów waren Oskars ruim tien bladzijden met namen de enige die toegang tot de toekomst gaven. Maar Madritsch kon het er nog steeds niet met zichzelf over eens worden of hij wel een verbintenis met Oskar wilde, of hij zijn drieduizend aan het totaal zou toevoegen. Er is weer een bij legenden passende neveligheid ten aanzien van de precieze chronologie van Oskars lijst. Die neveligheid geldt niet voor het bestaan van de lijst - in de archieven van Jad Was jem is heden ten dage een exemplaar te zien. Er bestaat, zoals we zullen zien, geen onzekerheid over de namen die Oskar en Titsch zich op het laatste moment nog herinnerden en die aan het einde van het officiële stuk werden toegevoegd. De namen op de lijst staan vast. Maar de omstandigheden werken legendevorming in de hand. Het probleem is dat men zich die lijst herinnert met een intensiteit die, juist door haar hitte, vervaagt. Die lijst is een absoluut goed. Die lijst is het leven. Om de krappe marges ervan ligt aan alle kanten de afgrond. Sommigen van degenen wier naam op de lijst voorkwam zeggen dat er een feestje in de villa van Goeth was, een reünie van SS'ers en ondernemers ter viering van de tijd die ze er samen hadden gehad. Sommigen geloven zelfs dat Goeth erbij was, maar omdat de SS niet op borgtocht vrijliet is dat onmogelijk. Anderen geloven dat het feestje op Oskars eigen etage boven zijn fabriek werd gehouden. Meer dan twee jaar lang had Oskar er voortreffelijke feesten gegeven. Eén Emalia-gevangene herinnert zich nog de vroege uurtjes van 1944, toen hij de nachtwacht hield en Oskar om één uur vanaf zijn etage naar beneden was gewandeld om aan het lawaai boven te ontsnappen, met twee koeken, tweehonderd sigaretten en een fles voor zijn vriend de wachter bij zich. Onder de gasten op het afscheidsfeestje van Plaszów, waar het ook mag hebben plaatsgehad, bevonden zich dokter Blancke, Franz Bosch en, volgens sommige berichten, Oberführer Julian Schemer, vakantie houdend van zijn jacht op partizanen. Madritsch was er, en ook Titsch. Titsch zou later zeggen dat Madritsch Oskar toen voor het eerst mededeelde dat hij niet met hem naar Moravië zou gaan. 'Ik heb voor de joden gedaan wat ik kan,' zei Madritsch tegen hem. Hij kon het in redelijkheid beweren; hij liet zich niet overhalen, hoewel hij zei dat Titsch dagenlang op hem in had gepraat. Madritsch was een rechtschapen mens, en zou later als zodanig worden gehuldigd. Hij geloofde gewoon niet dat Moravië zou werken. Alles wijst erop dat hij het, als hij dat wel had gedaan, zou hebben geprobeerd. Wat er verder nog bekend is over het feest is dat er een zekere gehaastheid heerste, omdat Schindlers lijst die avond moest worden overhandigd. Dat is een element in alle versies van het verhaal dat de overlevenden vertellen. De overlevenden zouden het alleen maar kunnen vertellen en uitbreiden als ze het in eerste instantie hadden gehoord van Oskar, een man die een verhaal graag mocht aandikken. Maar beginjaren zestig heeft Titsch zelf bevestigd dat het in hoofdzaak klopte. Misschien had de nieuwe en tijdelijke commandant van Plaszów, ene Hauptsturmführer Büscher, tegen Oskar gezegd: 'Genoeg gelummeld, Oskar! We moeten de administratie en de deportatie afronden.' Misschien was er nog een soort tijdslimiet opgelegd door de Ostbahn, door de beschikbaarheid van transportmiddelen. Aan het einde van Oskars lijst typte Titsch daarom nu boven de officiële handtekeningen de namen van gevangenen van Madritsch in. Er werden bijna zeventig namen toegevoegd, door Titsch uit zijn eigen geheugen en dat van Oskar opgeschreven. Dat waren onder andere die van de familie Feigenbaum - de opgroeiende dochter die aan ongeneeslijke botkanker leed, de tienerzoon Lutek met zijn gebrekkige deskundigheid op het gebied van naaimachines repareren. Nu werden ze, terwyl Titsch zat te krabbelen, allemaal tot geschoolde munitiearbeiders omgetoverd. In de woonruimte werd gezongen, hard gepraat en gelachen, er hing een mist van sigarettenrook, en in een hoek hoorden Oskar en Titsch elkaar uit over namen van mensen, en zochten moeizaam naar een sleutel tot de spelling van Poolse patroniemen. Tenslotte moest Oskar zijn hand op de pols van Titsch leggen. We zijn over de limiet heen, zei hij. Ze zullen wel bezwaren maken tegen het aantal dat we al hebben. Titsch bleef zich inspannen om zich namen te herinneren en zou zichzelf morgenochtend bij het wakker worden vervloeken omdat hem er een te laat te binnen was geschoten. Maar nu was hij aan de limiet, en uitgeput door dit werk. Het kwam godslasterlijk dicht in de buurt van mensen opnieuw scheppen door alleen maar aan hen te denken. Hij deed het niet met tegenzin. Maar wat het van de wereld zei - dat was het waardoor de zware lucht van Schindlers verdieping voor Titsch zo moeilijk in te ademen was. De lijst was echter kwetsbaar door de personeelsadministrateur, Marcel Goldberg. Büscher zelf, de nieuwe commandant, die er alleen maar was om het kamp op te heffen, kon het binnen bepaalde numerieke grenzen niet schelen wie er op de lijst kwamen. Daarom had Goldberg de macht om in de marges van de lijst te rommelen. Bij sommige gevangenen was het al bekend dat Goldberg steekpenningen aannam. De Dresners wisten het. Juda Dresner - oom van de rode Genia, man van de mevrouw Dresner wie eens een schuilplaats in een muur was geweigerd, en vader van Janek en van de jonge Danka -Juda Dresner wist het. 'Hij heeft Goldberg betaald,' placht de familie gewoon te zeggen om te verklaren hoe ze op de Schindler-lijst waren gekomen. Ze wisten nooit wat er was gegeven. Wulkan de juwelier heeft zichzelf, zijn vrouw en zijn zoon er waarschijnlijk op dezelfde manier op gekregen. Poldek Pfefferberg hoorde via een SS-onderofficier, genaamd Hans Schreiber, over de lijst. Schreiber, een jongeman van midden twintig, had een even slechte naam als iedere andere SS'er in Plaszów, maar Pfefferberg was zoiets als een lichte favoriet van hem geworden op de manier die overal in het systeem wel tussen individuele gevangenen en SS-personeel voorkwam. Het was begonnen op een dag dat Pfefferberg als groepsleider van zijn barak verantwoordelijk voor het lappen van ramen was geweest. Schreiber inspecteerde het glas, ontdekte een vlek en begon Poldek af te blaffen op de manier die vaak een voorspel tot executie vormde. Pfefferberg verloor zijn kalmte en zei tegen Schreiber dat ze allebei wisten dat de ramen perfect waren gepoetst en als Schreiber een reden wilde hebben om hem dood te schieten, hij dat dan maar zonder verder uitstel moest doen. Die uitbarsting had, tegenstrijdig genoeg, geamuseerdheid opgewekt bij Schreiber, die Pfefferberg nadien zo nu en dan staande hield om te vragen hoe het met hem en zijn vrouw ging en Poldek soms zelfs een appel voor Mila gaf. In de zomer van 1944 had Poldek een wanhopig beroep op hem gedaan om Mila uit een treinlading vrouwen te halen die vanuit Plaszów naar het onzalige kamp bij Stutthof aan de Oostzee werden gestuurd. Mila stond al in de rijen die de veewagons instapten toen Schreiber er met een stuk papier zwaaiend en haar naam roepend aankwam. Een andere keer, op een zondag, verscheen hij dronken bij de barak van Pfefferberg en begon in het bijzijn van Poldek en nog een paar gevangenen te wenen om wat hij noemde 'de vreselijke dingen' die hij in Plaszów had gedaan. Hij was van plan, zei hij, er aan het oostfront voor te boeten. Hij zou het ten slotte doen ook. Nu vertelde hij Poldek dat Schindler een lijst had en dat Poldek moest doen wat hij kon om erop te komen. Poldek ging naar het administratiegebouw om Goldberg te smeken zijn naam en die van Mila aan de lijst toe te voegen. Schindler had Poldek de afgelopen anderhalfjaar vaak in de garage opgezocht en altijd beloofd hem te zullen redden. Poldek was echter zo'n volleerde lasser geworden dat de opzichters van de garage, die ter wille van hun leven werk van hoge kwaliteit moesten afleveren, hem van hun levensdagen niet wilden laten gaan. Nu zat Goldberg met zijn hand op de lijst - zijn eigen naam had hij er al op gezet -, en deze oude vriend van Oskar, eens veelvuldig te gast in de woning aan de Straszewskiego, verwachtte dat hij er uit gevoelsoverwegingen wel op zou worden geschreven. 'Hebt u diamanten?' vroeg Goldberg aan Pfefferberg. 'Is dat serieus bedoeld?' vroeg Poldek. 'Voor deze lijst,' zei Goldberg, een man van enorme en toevallige macht, 'heb je diamanten nodig.' Nu de Weense muziekminnaar Hauptsturmführer Goeth in de gevangenis zat, hadden de gebroeders Rosner, muzikanten aan het hof, de vrijheid om zich de lijst op te werken. Ook Dolek Horowitz, die zijn gezin eerder het kamp uit en Emalia in had gekregen, overreedde Goldberg om hem, zijn vrouw, zijn zoon en zijn dochter erbij te zetten. Horowitz had altijd in het centrale magazijn van Plaszów gewerkt en had kans gezien een kleine schat opzij te leggen. Nu werd die aan Marcel Goldberg betaald. Onder degenen die op de lijst werden opgenomen waren de gebroeders Bejski, Oeri en Mosje, officieel aangeduid als machinemonteur en tekenaar. Oeri bezat wapenkennis en Mosje een talent voor het vervalsen van documenten. De omstandigheden van de lijst zijn zo in nevelen gehuld dat onmogelijk valt te zeggen of ze om deze gaven werden opgenomen of niet. Josef Bau, de ceremonieuze bruidegom, zou op een bepaald moment worden opgenomen, maar zonder dat hij het wist. Het beliefde Goldberg iedereen in het onzekere te laten omtrent de lijst. Gezien de aard van Bau kan men wel aannemen dat hij, als hij Goldberg persoonlijk zou hebben benaderd, dat alleen had kunnen doen met de voorwaarde dat zijn moeder, zijn vrouw en hijzelf allemaal zouden worden opgenomen. Pas toen het al te laat was zou hij erachter komen dat alleen hij op de lijst voor Brinnlitz zou voorkomen. Wat Stern betreft, die had de Herr Direktor al in het begin opgenomen. Stern was de enige biechtvader die Oskar ooit had gehad, en zijn suggesties legden veel gewicht bij hem in de schaal. Sinds 1 oktober had geen enkele joodse gevangene Plaszów uit gemogen om naar de kabelfabriek te gaan, of voor welk ander doel dan ook. Tegelijkertijd waren de bevoorrechte loyalen onder de gevangenen in het Poolse kamp begonnen bewakers bij de barakken te plaatsen om te verhinderen dat joodse gevangenen met de Polen ruilhandel dreven om aan brood te komen. De prijs van clandestien brood bereikte een niveau dat moeilijk in zloty's zou zijn uit te drukken. In het verleden had je een brood voor je reservejas kunnen kopen, 250 gram voor een schoon hemd. Nu had je er - net als bij Goldberg - diamanten voor nodig. In de eerste week van oktober brachten Oskar en Bankier om de een of andere reden een bezoek aan Plaszów en zochten zoals gewoonlijk Stern bij de Bouwkundige Dienst op. Stern had zijn bureau aan de andere kant van de gang vanaf het kantoor van de verdwenen Amon. Er kon hier nu vrijer worden gepraat dan ooit tevoren. Stern vertelde Schindler over de enorm gestegen prijs van roggebrood. Oskar wendde zich tot Bankier en mompelde: 'Zorg dat Weichert vijftigduizend zloty krijgt.' Dr. Michael Weichert was voorzitter van de voormalige Joodse Sociale Zelfhulp, nu herdoopt tot Joodse Steundienst. Hij en zijn dienst mochten opereren om de schone schijn op te houden en, ten dele vanwege Weicherts machtige connecties bij het Rode Kruis. Hoewel veel Poolse joden binnen de kampen hem met begrijpelijke achterdocht zouden bejegenen, en hoewel die achterdocht hem na de oorlog voor de rechter zou brengen - hij zou van alle blaam gezuiverd worden - was Weichert precies de man om snel voor vijftigduizend zloty aan brood in te slaan en het Plaszów in te brengen. Het onderhoud van Stern en Oskar werd voortgezet. De vijftigduizend zloty was alleen maar een zijsprong van hun gesprek over de onzekere tijden en de vraag hoe Amon wel niet van zijn cel in Breslau zou genieten. Later in de week werd er zwarte-marktbrood uit de stad het kamp ingesmokkeld, verborgen onder ladingen stof, schroot of kolen. Binnen een dag was de prijs tot zijn gebruikelijke niveau gedaald. Het was een mooi geval van samenspanning tussen Oskar en Stern, en het zou door andere voorbeelden worden gevolgd.

Other books

Pies and Prejudice by Ellery Adams
The Watchmen by Brian Freemantle
The Journeyer by Jennings, Gary
Trust by P.J. Adams
The Mercy Seat by Martyn Waites
Bullets of Rain by David J. Schow
Bend Me, Break Me by Cameron, Chelsea M.
Crystal Doors #3: Sky Realm (No. 3) by Moesta, Rebecca, Anderson, Kevin J.
Dockside by Susan Wiggs