De kortstondige Golfoorlog had geen einde gemaakt aan de macht van Saddam Hoessein. Het Witte Huis, en niet de
CIA
, had de uitkomst van het conflict bepaald. Toen op 24 februari 1991 het grondoffensief in alle hevigheid losbarstte, beloofde president Bush senior het Amerikaanse volk dat de gevechten nog geen honderd uur zouden duren. Op 27 februari maakte hij een eind aan de vijandelijkheden.
CIA
-hoofd William Webster kreeg de opdracht om Saddams bewegingen te volgen. De
CIA
-agenten wisten dat hij over zes Winnebago
RV
’s beschikte. Drie daarvan werden gelokaliseerd en vernietigd. De andere drie, met Saddam vermoedelijk in een daarvan, werden pas maanden later vlak bij de grens met Syrië ontdekt waar ze waren achtergelaten. Ondertussen had Bush vanuit Washington de sjiieten in het zuiden van Irak en de Koerden in het noorden opgeroepen om ‘Saddam opzij te zetten en Irak weer binnen de familie van vredelievende naties te brengen’. Terwijl de
VS
en de coalitiemachten toekeken, kwam een slecht bewapend volk massaal in opstand, die vervolgens door de Republikeinse Garde hard werd neergeslagen. In Washington sloeg de roep om Irak te bevrijden van zijn ‘boosaardige dictator’ om in een ‘haal onze zegevierende jongens naar huis’, een slogan bedoeld om de herverkiezing van Bush senior veilig te stellen. Toch zou Bill Clinton de volgende president worden.
Op 2 augustus 1991 landde op Saddam Airport, even buiten Bagdad, een
C
-160 Transall-transportvliegtuig van de Verenigde Naties met op de witte romp de grote
UN
-letters. Kort daarna verlieten dr. David
Kelly, expert op het gebied van biologische wapens, en zijn 28 wapeninspecteurs het toestel. Net als Kelly waren de mannen die hem zouden helpen bij de zoektocht naar biologische wapens stuk voor stuk geselecteerd op hun expertise. Het gezelschap bestond uit microbiologen, biotechnologen en wapen- en veiligheidsexperts. Bij elkaar zo’n zes nationaliteiten, en onderling spraken ze het dubbele aantal talen, waaronder Arabisch. Ze werden vergezeld door manschappen van de
SAS
en Delta Force, en
MI
5- en
MI
6-agenten. Ook die waren speciaal geselecteerd om de inspecteurs tegen alle mogelijke bedreigingen te beschermen.
Dr. Kelly had al eerder dergelijke onderzoeken verricht, zoals de inspectie van Russische fabrieken en laboratoria van het Biopreparatprogramma als gevolg van het nog altijd geheime trilaterale akkoord tussen de Britten, Russen en Amerikanen dat een eind maakte aan de ontwikkeling van biologische wapens en dat na de ineenstorting van de Sovjet-Unie was ondertekend. Die inspectie was in coöperatieve sfeer verlopen, maar dr. Kelly had zijn team al gewaarschuwd dat ze tegenwerking konden verwachten van Saddams regime, dat door de
VN
was gedwongen de inspectie mogelijk te maken. Kelly had zich die zomer voorbereid op wat, zo besefte hij, weleens een gevaarlijke missie kon gaan worden. ‘De plekken die we wilden inspecteren konden weleens met biologische of chemische stoffen zijn besmet of met bommen of mijnen zijn geboobytrapt,’ vertelde hij de auteur in het Sheraton-hotel in Bagdad.
Met zijn vertrouwde nauwgezetheid, waardoor dr. Kelly de eerste keus was geweest als teamleider, had hij zijn mannen geïnformeerd over de spelletjes en streken die ze van hun Irakese overheidsgidsen konden verwachten.
‘Vanaf dag één lieten ze geen middel onbenut om ons te traineren of te misleiden, bijvoorbeeld door ons documenten te weigeren of te beweren dat de op een lijst vermelde artikelen, zoals vaccins, onderdeel waren van een beschermingsprogramma tegen biologische aanvallen vanuit Israël,’ herinnerde dr. Kelly zich.
Salman Pak, ten zuidoosten van Bagdad, stond als bovenste op zijn lijstje van mogelijke opslagplaatsen voor biologische wapens. Voorbijgaand aan de protesten van zijn gidsen dat het bezoek een ‘correcte voorbereiding’ vereiste, had dr. Kelly zijn team erheen geleid. Daar werden ze opgewacht door dr. Rihab Taha, de directeur van de faciliteit. Taha was een vrouw van begin dertig met een breed voorhoofd, puntige kin en een volumineus kapsel, en zij ‘laveerde tussen nerveu-
ze alertheid en defensieve stekeligheid. Op haar Engels was niets aan te merken en ze was als toxicologe gepromoveerd aan de universiteit van East Anglia. Maar zodra mijn vragen haar niet aanstonden, schakelde ze meteen op Arabisch over en begon ze te schreeuwen. Een echte komediante,’ aldus dr. Kelly.
Dr. Taha was niet van haar verhaal afgeweken. Het biologisch onderzoekswerk in Salman Pak verkeerde nog maar in de beginfase toen het door een precisiebombardement werd verwoest. Druk gesticulerend had ze geroepen: ‘Het bewijs ligt overal om u heen!’
Vijf dagen lang hadden dr. Kelly en zijn team, onder toeziend oog van de steeds vijandiger wordende gidsen, de puinhoop nauwlettend uitgekamd. Dit hier kon weleens een ruimte zijn geweest waar bacillen werden verneveld; dat daar een restant van proefdierkooien. Overblijfselen van een opslagruimte voor chemische stoffen, een reepje van een beschermend kledingstuk en stukjes filtermateriaal leken erop te wijzen dat het onderzoek veel verder gevorderd was dan Rihab Taha had doen voorkomen. ‘Wij zaten met het probleem dat zij toen de oorlog voorbij was voldoende tijd had om de waarheid te verbergen. Ik had sterke vermoedens dat er ergens vuur moest zijn – maar rook zag ik niet,’ was dr. Kelly’s opvatting.
Maar toen had dr. Taha het tot zijn grote verbazing op een akkoordje willen gooien. Uit een gesloten kast in haar eigen werkkamer toverde ze flessen met bacteriële micro-organismen tevoorschijn. ‘Ze horen bij de spullen die de heer Rumsfeld voor ons regelde toen we nog een bondgenoot van Amerika waren,’ zei ze, zonder haar verbittering onder stoelen of banken te steken.
Dr. Kelly had de nog steeds verzegelde flesjes bestudeerd.
‘We hebben ze nooit gebruikt. Met dat soort werk hielden we ons hier niet bezig,’ benadrukte ze.
Dr. Kelly wees naar de etiketten: antrax, botulinumtoxine, miltvuur, tetanus en tularemie. Hij noteerde dit, en ook haar verklaring voor hun aanwezigheid.
‘De Amerikanen vertelden ons dat we ze konden gebruiken om vaccins te ontwikkelen tegen Israëlische wapens. Wat u hier ziet, is ons volledige arsenaal van biologische wapens.’
Ze drukte hem een stapel papieren in handen en verzocht hem om een schriftelijke verklaring dat hij dit voor de waarheid aannam. Hij weigerde dat.
Ondertussen kreeg de speurtocht van andere
VN
-teams naar chemische en kernwapens voorrang boven die naar biologische wapens.
De logistieke ondersteuning die dr. Kelly was toegezegd – auto’s, radio’s en extra beveiliging nadat er schoten op zijn team waren gelost –werd echter niet geleverd. Onder het hogere
VN
-personeel in New York heerste de gedachte dat zijn werk minder urgentie had en waarschijnlijk ook minder resultaat zou opleveren. Op zijn laatste dag in Bagdad liet Kelly de auteur weten: ‘Ze hebben definitief hun oren en ogen gesloten voor de volle omvang van Saddams biologische programma.’
Dr. Kelly keerde terug naar Londen, ervan overtuigd dat zich wel weer een andere kans zou aandienen. Uit alles wat hij had gezien en gehoord, stond het voor hem vast dat Saddam zijn programma voor biologische wapens zou voortzetten. Wilde hij het kunnen bewijzen, dan vergde dat extra onderzoek met nog meer risico’s in een steeds vijandiger wordende omgeving, plus alle overige spanningen van zijn werk. Geen moment kon hij in die augustusmaand van 1991 bevroeden dat deze spanningen hem fataal zouden worden.
Vanuit haar slaapkamerraam in Moskou had Stella Rimington de Moskva geleidelijk aan zien bevriezen en bedekt zien worden onder een maagdelijk sneeuwtapijt. Tegenover haar uitkijkpost in de Britse ambassade waren de keien van het Rode Plein toegedekt door de eerste sneeuwbuien van de naderende Russische winter. Nog maar een paar dagen daarvoor had ze Londen de rug toegekeerd, evenals het voortdurende gesteggel om ervoor te zorgen dat het budget voor het nieuwe
MI
5-hoofdkwartier in Thames House op tijd binnenkwam –alsof ze het al niet druk genoeg had.
Michael Hanley, het sarcastische hoofd van
MI
5, was tegen Rimington van leer getrokken over de onzinnige eisen van het ministerie van Financiën om ‘alle uitgaven te onderbouwen en te rechtvaardigen’. Whitehall verkeerde weer eens in de greep van bezuinigingen en het budgetbewakingspook waarde door de gangen van de inlichtingendiensten. Vorig jaar had Rimington haar baas Hanley regelmatig vergezeld naar wat hij ‘dat verdomde tribunaal’ noemde en waar de aanwezige ministers elke uitgave tegen het licht wensten te houden.
Het feit dat ze nu in december 1991 vanuit haar slaapkamer uitkeek op de Moskva, maakte dat al het gedoe hoe dan ook de moeite waard was geweest. Haar komst naar Moskou, op uitnodiging van haar oude vijand de
KGB
, maakte het constante gezeur over centen meer dan goed.
De uitnodiging was al net zo onverwacht geweest als de plotselinge
ineenstorting van de Sovjet-Unie. Hoewel de Russische spionnen voor Rimington het hoofddoelwit waren geweest vanaf zo’n beetje haar eerste werkdag bij
MI
5, en ze uiteraard nog niet verdwenen waren, betekende het einde van de Koude Oorlog dat de dienst dringend behoefte had aan een nieuw doel.
Veel
KGB
-spionnen zagen geen toekomst in een maatschappij waarvan de leiders hadden ingestemd met een gemenebest van onafhankelijke staten, hoewel slechts enkelen echt inzagen wat dit betekende. Bedelaars op straat spraken over glasnost alsof dit een geneesmiddel was tegen het toenemende economisch verval, terwijl baboesjka’s bekers eigengemaakte watergruwel verkochten en het grote Gum-warenhuis in Moskou nog maar weinig op de schappen hadden liggen. Het was een wereld waar schoolmeisjes hun lichaam aanboden aan de eerste toeristen die het ‘duivelse rijk’ van weleer bezochten en voor wat armoedige seks een vuistvol roebels neertelden, waarvan de waarde elke dag daalde.
Een aantal
KGB
-mannen vond werk in Libië, Iran en Latijns-Amerika, waar ze de inlichtingendiensten aldaar ‘adviseerden’. Andere vakbroeders bleven achter, er het beste van hopend, het slechtste verwachtend. De
KGB
was terecht berucht om zijn gewelddadigheid en misdadigheid. Chantage en afpersing waren voor veel officieren een middel om hun magere salaris aan te vullen.
Stella Rimington was naar Moskou afgereisd om hun te leren hoe ze een jonge democratie konden leren dienen en hoe het inlichtingenwerk, nog altijd een belangrijk aspect van de bescherming van die democratie, wel degelijk verenigbaar was met de wetten en het toezicht die daarbij hoorden. Ze zou hun adviseren over de werving en opleiding van nieuw personeel om de oude Koude Oorlogsveteranen te vervangen die, zo geloofde ze, ‘besmet waren door hun werk onder het communisme’.
Goodwill was echter niet de enige reden voor haar bezoek. Het was allemaal bedacht door premier Margaret Thatcher. Op haar invitatie had Colin McColl met haar geluncht. Ze had hem uitgelegd dat
MI
5 en
MI
6 er baat bij zouden hebben als de diensten de diplomatieke initiatieven met het nieuwe gemenebest steunden. Tegen Mikhail Gorbatsjov had ze gezegd dat hij een man was met wie ze ‘zaken kon doen’, onder meer als het ging om het op poten zetten van een nieuwe
KGB
die Engeland voortaan met rust zou laten, maar de Britse diensten wel van waardevolle informatie zou voorzien. Rimington begreep wat Thatcher bedoelde. Desondanks kreeg zij het gevoel dat ‘
alles opeens op zijn kop was gezet, maar dat niets onmogelijk was’.
Rimington had zichzelf grondig voorbereid op de veranderingen die binnen de
KGB
plaatsvonden, maar had nog altijd geen duidelijk idee wat ze in Moskou kon verwachten. In de twintig jaar dat ze jacht maakte op Sovjetspionnen had ze geen moment durven bevroeden dat ze ooit eregast zou zijn op het
KGB
-hoofdkwartier, waar onder andere ook de Loebjanka-gevangenis deel van uitmaakte. Vadim Bakatin, het nieuwe hoofd van de
KGB
, aangesteld na de mislukte staatsgreep tegen Gorbatsjov in augustus, was al begonnen met de ontmanteling van de oude
KGB
om een nieuwe dienst op te zetten die zich enkel met spionage en contraspionage zou bezighouden. De
KGB
-grenswachten vielen nu onder het politieapparaat, en ook het directoraat verantwoordelijk voor de beveiliging van het staatshoofd maakte niet langer deel uit van de dienst.
Toen Stella Rimington op die winterochtend klaarstond voor een nieuwe ontmoeting met de Russen, had ze de indruk dat ‘we het terrorisme en de georganiseerde misdaad voor eens en altijd konden breken’.
Niemand was ervan op de hoogte, ook Stella Rimington niet, dat ergens in een grot in het Tora Boragebergte van Afghanistan Osama Bin Laden nog altijd liep te fulmineren tegen de ‘troepen van de ongelovigen’ die Desert Storm in gang hadden gezet, en tegen de koninklijke familie van Saoedi-Arabië die deze troepen had binnengelaten in het land van de twee heiligdommen. Op zijn 34ste verjaardag beloofde hij het kleine maar groeiende groepje aanhangers die hem waren komen feliciteren, dat hij snel korte metten zou maken met de ‘geloofsverzaking’ van de Arabische leiders die al voor de komst van de ‘ongelovigen’ met het Westen heulden.
Het was in de week rond Kerstmis 1991 dat Robert Strauss, de Amerikaanse ambassadeur in Moskou, op zijn werkkamer de telefoon neerlegde en het standplaatshoofd van de
CIA
aankeek. ‘Batakin nodigt me uit. Hij zegt dat hij een cadeautje voor me heeft. Misschien is het wel zo’n doos met wodka die ze tijdens dat dineetje voor Rimington schonken,’ zo herinnerde Strauss het zich.
‘Laten we hopen dat ze niet beetgenomen wordt, met dat gepraat over verandering,’ reageerde de ervaren spion.
Voor iedere in Moskou gestationeerde diplomaat en inlichtingenofficier was de aanhoudend hoge snelheid van de veranderingen
adembenemend. Buiten voor de appartementencomplexen waar personeelsleden van de ambassade met hun gezinnen woonden, waren de observatieauto’s niet langer te zien. Vanaf nu werden diplomaten vanuit het Kremlin snel teruggebeld door plotseling vriendelijke stemmen. Wanneer Strauss Spaso House verliet, zijn officiële residentie, werd hij niet langer gevolgd door een Zil-limousine. Op een ochtend, toen het
CIA
-standplaatshoofd zijn dagelijkse rondje aan het joggen was langs de oever van de Moskva, werd hij bijgehaald door de man van de
MBR
, de Russische binnenlandse veiligheidsdienst, die hem gewoonlijk van een afstandje volgde. In perfect Engels begon hij een gesprekje over sport, waarna het standplaatshoofd hem nooit meer zou zien.