Four Blondes (33 page)

Read Four Blondes Online

Authors: Candace Bushnell

BOOK: Four Blondes
6.78Mb size Format: txt, pdf, ePub

Prinses Ursula trekt een vies gezicht en schudt haar hoofd. Ze kan het niet laten om nog even wat zout in de wonde te strooien en zegt: 'Lil'Bit komt lunchen.'

'Lil'Bit? O... leuk,' zegt hij. 'Die meid zou haar verstand eens moeten gebruiken. Ik zeg keer op keer dat ze niet van de een naar de ander moet hollen en dat ze haar leven eens op orde moet zien te krijgen, maar volgens mij is ze volkomen van de kaart sinds onze Hubert een punt achter de relatie heeft gezet.' Prinses Ursula werpt hem een misprijzende blik toe en zegt: 'Het gaat heel goed met Lil'Bit. Ze is alleen anders dan wij.' Nu richt ze zich tot mij: 'Ik zeg altijd maar dat zij een goddelijk schepsel is.'

Op dat moment komt er een auto de oprijlaan op en we kijken allemaal naar de plek waar het 'goddelijke schepsel' zichzelf, haar twee buitenechtelijke kinderen, een kindermeisje, een wandelwagen en een aantal luiers uitlaadt. Lil'Bit draagt - jawel - een Indiase sari. Ze tilt een van de kinderen op en neemt de ander bij de hand. Halverwege dit toneel van moederlijke gelukzaligheid kijkt ze op en zwaait als een klein meisje.

'Kijk haar nou toch,' roept tante Ursula uit. 'Ik zeg altijd maar dat Lil'Bit de meest gracieuze vrouw is die ik ken.'

'Kom eens naar Kirby kijken,' zegt Lil'Bit tegen niemand in het bijzonder, maar volgens mij vooral tegen Hubert. Haar stem is zacht, liefjes, bijna fluisterend. Ze ziet er bleu uit, met het lange blonde haar dat voor haar gezicht hangt. Jezus. Zo zag ik er vroeger ook uit. Zo deed ik ook tegen hem. Daar valt hij voor. Daar is hij gevoelig voor. Ik word er niet goed van.

Ik heb de neiging om haar te lijf te gaan en haar de ogen uit te krabben, maar ik houd mezelf voor dat ik heb gewonnen. Ik heb Hubert, zij niet. Ik heb hem gekregen omdat ik het slimmer heb gespeeld dan zij. Ik heb een heel ander spelletje gespeeld. Ik was onbereikbaar, mysterieus. Terwijl zij in de slachtofferrol kroop. Dat ging hem vervelen. Maar was dat werkelijk de oorzaak? Of was het omdat ze twee buitenechtelijke kinderen heeft en Hubert daar, uiteindelijk, niet 'mee uit de voeten' kon?

'Hai,' zegt ze tegen mij en steekt een lange, knokige hand uit,'jij moet Cecelia zijn.'

Heel even kruisen onze blikken elkaar en dan geeft ze de 'baby' - een meisje van twee - aan prinses Ursula, die wanstaltig begint te kirren, terwijl ze Kirby, een stuurs kijkend jongetje van zes, in Hubert's richting duwt.

'Hé Kirby,' zegt Hubert, die het kind optilt en zachtjes heen en weer schudt. 'Ken je me nog?'

'Nee,' zegt Kirby (redelijk, lijkt me), maar daar neemt Hubert geen genoegen mee; hij lacht hard en zegt: 'Weet je niet meer dat we honkbal hebben gespeeld? Knuppel in de aanslag!' Hij draait de jongen rond, die prompt begint te krijsen, waarna de kinderen, zoals altijd in dit soort situaties, worden afgevoerd, waarschijnlijk om in de keuken iets van pap voorgezet te krijgen.

'Zelf nog steeds geen kinderen?' zegt Lil'Bit en kijkt van onder haar gordijn van haar naar Hubert, alsof dit een privé-grapje tussen hen tweeën is.

En dan rent Lil'Bit zonder enige aanwijsbare reden naar het midden van de kleine rotstuin en draait net zolang in de rondte totdat ze omvalt.

Ik heb de aanvechting om te schreeuwen: 'Dat mens is volslagen knetter', maar aangezien ik de enige schijn te zijn die er zo over denkt (de anderen lachen verrukt, alsof ze net een optreden van Marcel Marceau hebben aanschouwd), houd ik mijn mond maar en pers mijn lippen afkeurend op elkaar.

Daarna valt er weinig anders te doen dan deze lange, dodelijk saaie lunch uit te zitten, terwijl Lil'Bit het gesprek domineert met verhalen over de goeroes waar ze mee studeert (sterker nog, men heeft haar verteld dat ze zelf een goeroe zal worden omdat ze dat in een vorig leven ook is geweest), over het belang van dierenrechten, de gevaren van cafeïne, haar besluit om een eigen internetbedrijf op te zetten en - slik - naar New York te verhuizen.

Ondertussen doet ze alsof ik lucht ben, en hoewel het overduidelijk is dat deze vrouw volkomen gestoord is, voel ik me steeds meer ineenkrimpen, vraag me af waarom ik er ooit in heb toegestemd mijn haar af te laten knippen, bedenk me dat ik nieuwe, hippere kleren moet kopen, zit kaarsrecht op mijn stoel en hanteer keurig mijn bestek, zeg vrijwel niets en laat alleen zo heel nu en dan een vaag glimlachje om mijn lippen spelen.

'Zeg Cecelia... zo heet je toch? Cecelia,' zegt Lil'Bit tegen het einde van de maaltijd, 'werk jij eigenlijk... of iets in die geest?'

'Cecelia gaat binnenkort liefdadigheidswerk doen,' zegt Hubert vastberaden, terwijl ik, voor zover ik me kan herinneren, nooit blijk heb gegeven van enige interesse in liefdadigheidswerk, en dat ook in de toekomst niet zal doen.

'Goh,' zegt Lil'Bit poeslief. 'Wat voor liefdadigheidswerk?'

'Baby's met encefalitis,' zeg ik. 'Je weet wel, van die kinderen met die grote hoofden.'

'Toe, zeg,' zegt prinses Ursula hoofdschuddend, 'daar mag je geen grapjes over maken.'

'O, ik heb nog wat voor je,' zegt Lil'Bit tegen Hubert, en steekt een hand in haar tasje, waarna ze een spel kaarten tevoorschijn haalt. 'Dit zijn tarotkaarten van Amerikaanse indianen.' Ze giechelt. 'Van toen ik in dat reservaat in Montana in zo'n tipi zat. Vanwege dat indianenrechtengedoe.'

'Dank je,' zegt Hubert.

'Ga weg,' zeg ik. 'Ik heb nooit geweten dat jij belangstelling had voor paranormale verschijnselen.'

'We zitten hier met Dianna Moon, en zij zegt dat de lichaamsdelen van haar man door buitenaardse wezens zijn meegenomen,' zegt Hubert enigszins ongemakkelijk.

Lil'Bit schudt de kaarten. 'Dat is echt waar, ja. Volgens mij is zijn milt nooit meer teruggevonden.'

'Droom ik nou of voeren we dit gesprek echt?' zeg ik, tegen niemand in het bijzonder.

'Dianna Moon en jij zijn heel close,' zegt Hubert.

'Lang niet zo close als jij en ik, schat,' zeg ik en lach gemaakt over de tafel naar Lil'Bit.

'Ik zal je de kaarten leggen,' zegt Lil'Bit tegen Hubert, met een stem die voor haar eigen gevoel duidelijk laag en sexy is. 'Ik wil zien wat de toekomst brengt.'

Gaat ze dan nooit weg?

Lil'Bit leest Hubert's kaarten. Ze neemt zijn hand in die van haar. 'Ach, lieverd,' zegt ze zwaar ademend. 'Wees... voorzichtig. Doe geen... gevaarlijke dingen.'

Dit wordt me te veel. 'Stel je niet zo aan,' snauw ik. Iedereen kijkt me aan. 'Laat mij het eens proberen. Ik zal jouw kaarten eens leggen, Lil'Bit.' 'O, maar - daar moet je... verstand van hebben,' zegt ze.

'Wie zegt dat ik dat niet heb?' zeg ik.

Ik stuur Hubert met een handgebaar uit zijn stoel en neem tegenover haar plaats.

'Maar ik wéét al wat er in mijn kaarten staat,' zegt ze. 'Ik leg ze elke dag.'

'Echt?' vraag ik. 'weet je dat wel zeker?'

'Goed, leg jij ze dan maar,' zegt ze.

'Je weet dat het zo niet gaat, Lil'Bit. Je weet heel goed dat jij - de kaarten zelf moet aanraken.'

'Nou,' zegt Lil'Bit, en kijkt op naar Hubert, 'het is de bedoeling dat dit... léuk is.

Ze legt de kaarten. En, zoals ik al voelde aankomen, ze liggen allemaal op hun kop.

'Bijzonder - interessant,'zeg ik.

Lil'Bit ziet de kaarten en de adem stokt haar in de keel. Ze kijkt me aan. Mijn blik boort zich in haar ogen. Ik voel hoe ze ineenkrimpt onder mijn macht, zonder dat ze er ook maar iets tegen kan beginnen.

'Je weet toch wel wat dat betekent?' vraag ik. 'Het betekent...' - ik laat mijn blik langs de tafel glijden, naar Hubert, die met een verontruste maar niet-begrijpende blik op zijn gezicht toekijkt; naar prinses Ursula, die haar afzakkende decolleté optrekt; en naar oom Ernie, die met een mes zijn nagels schoonmaakt omdat hij denkt dat er toch niemand naar hem kijkt-'... dat Lil'Bit een grote... bedriegster is.'

Ik wil zelfs schreeuwen: jullie zijn ALLEMAAL bedriegers.

Maar dat doe ik niet.

Ik glimlach en veeg de kaarten bijeen. 'Het spel is uit.

'Ik steek een sigaret op.

Ik draag een babyblauwe Bentley-creatie en ik loop knerpend over het grindpad, met Hubert in avondkleding in mijn kielzog, en we stappen in de Mercedes SL 500 convertible om naar de bruiloft van Juliette Morganz te gaan, het 'meisje uit Vermont', en ik denk: Waarom kunnen we geen gewone mensen zijn? Misschien kunnen we wél gewone mensen zijn.

Maakt het me eigenlijk echt iets uit?

Ik voel dat Hubert een goede bui heeft. Hij stuurt de auto behendig over Appogoque Lane, met de Dire Straits op luid volume, en werpt een zijdelingse blik op mij, en plotseling schiet het door me heen: Wie is deze man nou echt? Wie is hij? Ik ben nu twee jaar met deze man getrouwd en daarvoor heb ik twee jaar een relatie met hem gehad, maar ik ken hem eigenlijk nauwelijks.

En hij kent mij niet.

Totaal niet.

Dit besef is zo deprimerend dat ik achterover leun en mijn armen over elkaar sla, en ik voel alle positieve vibraties plotseling verdwijnen, als een leeglopende luchtballon. Hij kijkt me weer aan en ik voel zijn stemming omslaan en het is allemaal mijn schuld dat hij zegt: 'Wat is er?'

'Niets,'zeg ik.

'Er is wel wat,' zegt hij op verveelde toon, die tegelijkertijd is vervuld van afkeer. 'Alweer.'

'Laat maar,' zeg ik en bedenk me dat het allemaal zinloos is, dat we niet goed met elkaar kunnen opschieten en dat dat wel altijd zo zal blijven, terwijl ik uit het raam naar een groot, dor aardappelveld staar.

'Waarom moeten we toch steeds ruzie maken?' vraagt hij.

'Ik zou het niet weten,' zeg ik en frunnik aan mijn jurk, die van ragfijn gaas is gemaakt waardoor op kunstige wijze de indruk wordt gewekt dat de stof doorzichtig is, terwijl dat niet het geval is. 'Doet het ertoe?'

'Ik ben het zat,' zegt hij.

'Ik ook,' zeg ik en kijk de andere kant op. Ik zie dat we langs de eendenvijver rijden waar het 'incident' heeft plaatsgevonden, het incident dat ons dichter bij elkaar heeft gebracht in onze gedeelde angst en ons gedeelde afgrijzen. Nog iets waar domweg niet over gepraat wordt.

We leggen de rest van de weg in stilte af.

Ik kan wel janken van zelfmedelijden, maar ik doe het niet omdat we bij de kerk zijn aangekomen, waar zich een hele stoet auto's en mensen bevindt, en een valet die mijn portier openhoudt, waarna ik heel bevallig uitstap. Hubert loopt om de voorkant van de auto heen en onze ogen vinden elkaar. En vervolgens doen we, precies als alle andere keren dat we in de afgelopen maanden uit zijn gegaan of ons in het openbaar hebben vertoond, alsof alles dik- in orde is.

En terwijl we naar de kerk lopen, hij met een hand in zijn zak en een arm om mijn middel geslagen, valt het me onwillekeurig op hoe goed we bij elkaar passen, hoe onze lichamen zich naar elkaar lijken te voegen, wat nu vrijwel niets meer te betekenen heeft. Plotseling krijgen de fotografen ons in het vizier en een van hen roept: 'Daar komt het gelukkige stel.' Er wordt als een krankzinnige geflitst als wij even op het bordes blijven staan en lachen, de armen om elkaar heen geslagen, en dan zegt een van de fotografen: 'Hubert! Vind je het goed als we je vrouw even alleen op de foto nemen? Bedoel ik niks mee, hoor.' Iedereen lacht en knipt er lustig op los terwijl Hubert hoffelijk een stapje opzij gaat.

Ik poseer met mijn handen in mijn rug, mijn hoofd geheven, breed lachend, en met een been iets naar voren. Als ik een blik op de ingang van de kerk werp, zie ik Hubert met zijn handen in zijn zakken vol trots toekijken.

DW heeft gelijk. Het gaat allemaal om de schone schijn.

Later, tijdens de receptie, als we behoedzaam over de marmeren vloer lopen die bezaaid is met rozenblaadjes, kan ik niet van Hubert afblijven en hij niet van mij, net als vroeger, toen net bekend was dat we iets met elkaar hadden en ik voor de buitenwereld niet meer dan zijn zoveelste vriendinnetje was. Hij houdt achter mijn rug mijn hand vast, en mijn hand streelt zijn nek, terwijl iedereen afgunstig naar ons kijkt en ik me afvraag hoe lang ik dit kan volhouden. Gelukkig loop ik vrijwel ogenblikkelijk Dianna tegen het lijf, wat Hubert en mij een mooi excuus biedt om ieder onze eigen weg te gaan zonder argwaan te wekken.

Dianna is in gesprek met Raymond Ally, het hoofd van Ally-cosmetica. Raymond, die minstens negentig is, zit in een rolstoel, en Dianna rookt een Marlboro, zich totaal niet bewust van het feit dat ze absoluut niet het juiste figuur heeft voor de jurk die ze draagt, namelijk een roze Bentley-japon van ragfijne stof, die heel goed staat als je van boven vrij plat bent, wat Dianna bepaald niet is aangezien ze borstimplantaten heeft. Dianna is zo'n vrouw die op de foto heel goed overkomt, maar als je haar in levenden lijve ziet kun je niet om het feit heen dat ze vrij ordinair is, wat Raymond alleen maar leuk lijkt te vinden.

'Kijk die meid nou toch,' zegt Raymond tegen mij, doelend op Dianna, die beide armen om mijn nek heeft geslagen. 'Het is een echte dame geworden.' Ik kijk hem aan en vraag me af of hij dom is of cynisch doet, maar realiseer me, tot mijn AFGRIJZEN, dat hij volkomen serieus is.

'Ja, ja, zeg dat,' zeg ik, omdat het echt een stuk makkelijker is om met de mensen mee te praten, al weet je heel goed dat ze uit hun nek lullen.

'En jij weet vast niet wat ik allemaal van haar weet. Jullie zijn toch vriendinnen?'

'Hartsvriendinnen,' zegt Dianna, en kust me op mijn wang.

Raymond trekt aan mijn arm. 'Nou, als hartsvriendin zou je dit ook moeten weten. Deze jongedame is bijzonder slim. Ik durf te wedden dat ze slimmer is dan mijn kleinzoons, en die hebben op Harvard gezeten. Deze jongedame heeft niet eens gestudeerd!'

'Dank je, Raymond. Wat een schat, hè?'

'Ik zal jullie eens een geheimpje vertellen,' zegt Raymond, nu hij de volledige aandacht heeft. 'De meeste mensen realiseren zich dit niet, maar elke vrouw die in haar eentje iets weet te bereiken, is slim. Dan moet het hier goed zitten,' zegt hij, en wijst op Dianna's bovenlijf, 'maar het moet hier ook goed zitten', en tikt tegen zijn hoofd.

'Dat kun je kopen,' zeg ik, wijzend op zijn borstkas.

'Ach, het maakt mannen niks uit of het echt is of niet, zo lang er maar wat zit. En als je niks hebt, koop je ze gewoon, anders ben je een loser. Maar dit,' zegt hij, nogmaals tegen zijn voorhoofd tikkend, 'dit is niet te koop. Je hebt het of je hebt het niet. En deze meid heeft het.' Plotseling schiet zijn knokige hand naar voren en grijpt Dianna's hand, die hij naar zijn lippen brengt en waar hij ruw een stevige kus op drukt. 'Zo,' zegt hij, 'gaan jullie nu maar plezier maken, meisjes. Verspil je tijd niet aan een oude man zoals ik. Ga nou maar.'

Other books

Ship of Fools by Katherine Anne Porter
Summer Games by Lowell, Elizabeth
Mutiny by Julian Stockwin
Pretty Sly by Elisa Ludwig
The Random Gentleman by Elizabeth Chater
Cold Dead Past by Curtis, John