Ik kon daarnet niet meer verder schrijven. Er klonken voetstappen op de gang. Ik schoof mijn notebook, de pen en het staaflampje vlug onder mijn kussen en deed alsof ik diep in slaap was.
Net op tijd! De witpakken kwamen binnen. Met Louis! ‘Morgen zal hij wel in de war zijn,’ hoorde ik een witpak zeggen. ‘Hij wilde weglopen, dus hebben we de standaardprocedure moeten toepassen.’
Het klamme zweet brak me uit. Ik drukte mijn nagels in mijn handpalmen.
‘Waar ben ik?’ De stem van Louis.
‘Het bovenste bed is van jou,’ zei een witpak. ‘Ga maar liggen.’
Het dekbed ritselde. Louis maakte neuriënde geluiden, maar het klonk verre van vrolijk. De witpakken verlieten de kamer en sloten de deur. Het was meteen weer pikdonker. Boven me bewoog het bed en neuriede Louis maar door. Ik wachtte vijf minuten, tot ik zeker wist dat de witpakken niet stiekem op de gang stonden te luisteren.
Toen klikte ik het staaflampje aan en stapte op de kille vloer.
‘Louis,’ fluisterde ik.
Geen reactie.
‘Hé, Louis. Wat is er gebeurd?’ Ik scheen op zijn bed en zag een paar verschrikte ogen.
Neurie, neurie. Hij aaide zijn eigen hoofd.
Ik moest aan een chimpansee denken die ik eens op tv heb gezien. Het arme beest was gevangengenomen en in een kooi gedumpt. Tegen de tijd dat hij door een stel dierenliefhebbers gered werd, zat hij wezenloos in een hoekje en maakte zielige geluidjes. Zijn kop was zo kaal als een biljartbal van het wrijven.
‘Niet bang zijn,’ zei ik. ‘Ik ben het, Sam.’
‘Sam?’ Louis keek me wantrouwend aan. ‘Ik ken geen Sam.’
‘Seven dan? Ik ben je kamergenoot. En jij bent Louis.’
‘L-Louis?’
‘Ja, maar de witpakken noemen je Six.’
Zijn hand lag nu stil op zijn haar. ‘Zijn dat die lui van daarnet?’
‘Ja, ze houden ons hier gevangen.’ Ik deed een stapje dichterbij. ‘Weet je dat dan niet meer?’
Met een verwilderde blik trok hij het dekbed dichter om zich heen. ‘Ik weet alleen nog dat ik op straat stond. Die lui in hun witte pakken hielden me vast en duwden me in een busje. Ze brachten me hierheen en nu…’ Hij neuriede weer.
Ineens begreep ik wat de woorden van de witpak betekenden:
standaardprocedure. Ze hadden Louis’ geheugen gewist. Geen stukjes zoals eerst, maar ál zijn herinneringen.
Standaardprocedure bij weglopen… Hadden ze mijn herinneringen weggevaagd zodat ik niets meer kon doorvertellen?
Het alarmkoord!
Ik klom op het bovenste bed om de plafondplaat op te tillen. Het geneurie stopte. ‘Wat doe je?’ vroeg Louis angstig.
Hebbes.
‘Ik wil dat je nu je geheugen terugkrijgt.’ Ik concentreerde me uit alle macht en drukte het kleine knopje in. ‘Herinner je je al iets?’
Hij schudde zijn hoofd.
‘Denk na,’ zei ik wanhopig. ‘Vanaf nu weet je alles weer.’ Ik drukte en drukte, tot mijn duim er pijn van deed. ‘Ik wil dat je je naam weer herinnert en mijn naam en hoe je hier gekomen bent.’ Ik hield het alarmkoord vlak bij de wrat.
Louis greep naar zijn oren en zijn ogen begonnen uit te puilen. ‘Hou op!’
Ik keilde het alarmkoord door de kamer. Mislukt. De kwaadheid en teleurstelling dropen uit mijn ogen. Als dit niet werkte, kreeg Louis zijn geheugen dus nooit meer terug.
Mijn keel snoerde zich dicht. Dat betekende…
We hebben gepraat en gepraat en Louis heeft mijn notebook voor de tweede keer gelezen. Volgens mij was hij
nogal pissig op me omdat ik hem gevraagd had weg te lopen. Maar ik kon toch ook niet weten dat die stomme witpakken al zijn herinneringen zouden laten verdwijnen?
Ik heb de hele dag lopen piekeren.
Ontsnappen uit het gebouw: onmogelijk.
Ontsnappen tijdens de buitenproef: het risico is te groot.
Als ik al wegkom, wissen ze mijn geheugen en dan kan ik de pers niet meer inlichten. Dan vergéét ik zelfs dat ik dat wilde doen.
Was het maar net zo gemakkelijk als bij computers. Je maakt een back-up van de harde schijf zodat alle gegevens bewaard blijven, ook al wordt de schijf gewist. Kon ik van mijn hersens ook maar…
Natuurlijk! Dit notebook is mijn back-up! Hier staat alle informatie in die ik nodig heb en ik kan van tevoren opschrijven wat ik precies na mijn ontsnapping moet doen. Ik hoef het alleen maar mee naar buiten te smokkelen.
Maar als ik net als Louis gepakt wordt? Dan nemen ze mijn notebook natuurlijk meteen in beslag en kan ik het verder wel schudden.
Ik moet het dus ergens verstoppen vóórdat ik op de vlucht sla! Op een plaats waar ik het later kan terugvinden. Of waar iemand anders het kan vinden als ik het me niet meer herinner. Iemand van buitenaf, iemand die te vertrouwen is en geen chip in zijn lijf heeft. Zodra de inhoud van dit notebook openbaar is, kan niemand het meer ontkennen. Dan worden de witpakken gearresteerd en komen ze ons bevrijden. Alleen…
Er zijn vast nog meer grijze gebouwen met een toren. Is mijn beschrijving wel helder genoeg? Had ik ook nog maar een afbeelding.
De vergaderruimte! Daar heb ik een foto zien hangen.
De foto van het grijze gebouw. Daarom had ik hem in mijn rugzak gestopt.
Met de schaar ben ik naar beneden gegaan. Ja, hoor, ik had me niet vergist. Naast het nepgordijn hing een foto van de instelling. Ik wrikte de lijst open, haalde de foto eruit en hing de lege lijst weer terug.
Slecht idee. Dit zou meteen opvallen.
Tenzij ik er iets in zou stoppen wat erop leek.
In een bekende omgeving kijken mensen zelden of nooit uit hun doppen. Als onze buurman ineens van de aardbodem verdween, zou dat opvallen. Maar toen hij zijn snor had afgeschoren, merkte ik daar niets van. De buurman was er nog, dus dachten mijn hersens er die snor vanzelf bij.
De foto hing er al tijden, de muur rondom de lijst was verkleurd. Ik gokte erop dat die witpakken er niet écht meer naar keken.
In een van de kantoortjes vond ik een kalender met afbeeldingen van beroemde gebouwen. Op de foto bij februari stond een grijze kerk met een toren. Ik scheurde het vel eruit, knipte de foto op het juiste formaat en lijstte hem in. Het kon ermee door.
Als mijn theorie nu maar klopt.
Ik heb Louis van mijn plannen verteld. Toen zei hij iets verschrikkelijks: ‘Ze laten je pas een buitenproef doen als je een chip in je lijf hebt.’
Hoe heb ik dat over het hoofd kunnen zien?
Hij heeft gelijk. Het is de enige manier om mijn notebook en de usb-stick buiten de poort te krijgen en zelf te ontsnappen. Ik moet me overleveren aan de witpakken en me een chip in mijn lijf laten spuiten. Maar hoe moet het dan als ik daarna niets meer weet?
‘Ik laat je meteen je notebook lezen,’ beloofde Louis.
Ik ben nog nooit zo bang geweest.
11
Ik ben voor de laatste keer naar de dokterskamer gegaan om te kijken of mijn behandeldatum al in mijn dossier staat. Terwijl de computer opstartte, rommelde ik in de bovenste bureaula, in de hoop dat ik iets te snoepen zou vinden. Chocola, kauwgom… Straks weet ik misschien niet eens meer hoe het smaakt.
Jammer genoeg was er niets eetbaars te bekennen. Ik wilde de la weer sluiten maar er zat iets klem. Toen ik met het staaflampje tot helemaal achterin scheen, zag ik een hoekje bruin karton uitsteken. Het bleek een mapje met krantenen tijdschriftenartikelen. Ik denk dat iemand de la zo hard heeft opengetrokken dat het mapje over de rand is geschoven en vervolgens tegen de achterwand van de kast is beland. Aan het stof en de pluizen te zien lag het er al een poosje. Bovendien waren het vooral oude knipsels, sommige zelfs al vóór de millenniumwisseling gepubliceerd. Man, wat er allemaal in stond. Dat zouden ze je nou eens op school moeten leren!
Ik las over José Delgado, een professor aan de Yale-universiteit. Hij ontdekte dat je dieren op commando kon laten bewegen als je in een bepaald deel van hun hersens een elektrode implanteerde. In 1963 gaf hij in een Spaanse arena een showtje weg. Hij liet een kwaaie stier op zich afkomen tot het dier vlak bij hem was, toen drukte hij op de knop van de afstandsbediening en – ja, hoor – de stier stopte en draaide zich om.
Als ik de artikelen moet geloven, zijn er nog veel meer dieren met apparaatjes in hun hersens. Na een aardbeving gebruiken reddingswerkers bijvoorbeeld op afstand bestuurbare ratten. Door middel van een cameraatje op hun rug weten ze de onder het puin bedolven slachtoffers te traceren. En wat dacht je van hightech-haaien?! Omdat ze zo goed kunnen ruiken, worden ze ingezet bij het opsporen van zeemijnen. Cyborg-insecten zijn dé toekomst volgens het ministerie van Defensie. Motten of kevers met ingebouwde elektroden en een piepkleine camera en microfoon kunnen de vijand bespioneren. Veel minder opvallend dan een spionagevliegtuig.
Het waren stuk voor stuk bloedserieuze knipsels, maar ik had het gevoel dat ik een fantasythriller las. En toen kwam ik ineens de afkorting tegen die ook in de map Digital Boy staat:
RFID
.
Nu weet ik dus wat het betekent.
Radio Frequency Identification
. Simpel gezegd: identificatie via radiogolven. Hiermee kun je – met behulp van ruimtesatellieten en een verzamelstation op aarde – op afstand informatie
opslaan of aflezen van een chip die in of op een voorwerp zit.
Of in een mens.
Dat er huisdieren met een chip zijn, wist ik heus wel. Maar gechipte mensen… De boys zijn helemaal niet de enigen, zoals ik eerst dacht. Er bestaan nog meer mensen die een ontvanger/zender hebben laten implanteren.
Vrijwillig! Een aantal bergbeklimmers, bijvoorbeeld. Zodat ze altijd opgespoord kunnen worden als ze verdwalen of verongelukken. Of sommige miljonairs, omdat ze bang zijn dat iemand hen ontvoert en ze zonder chip niet meer terug te vinden zijn.
En de regering keurt het nog goed ook! In 2004 hebben ze al gezegd dat de
RFID
-chip voor medische zaken gebruikt mag worden. Artsen kunnen via de chip voortaan dag en nacht je gezondheid controleren zonder dat ze bij je langs hoeven te komen. En kom je bewusteloos in het ziekenhuis, dan kan men razendsnel je medisch dossier aflezen. Zo’n chip schijnt te werken door de beweging van je spieren. De naam Digital Boy kwam ik nergens tegen, maar wel allerlei andere termen: Digital Angel, VeriChip,
MMEA
.
Over een paar jaar schijnen we geen paspoorten of pasjes met pincodes meer nodig te hebben. Dan loop je gewoon even langs de scanner van de supermarkt en het geld wordt automatisch van je rekening afgeschreven.
Handig, zeggen de makers. Ik vind het alleen maar eng. Alsof je opgesloten zit in een elektronische kooi.
De witpakken gaan nog veel verder dan opsporen en controleren. Ze proberen de macht over onze hersens te krijgen. Eén druk op de knop van het alarmkoord en we doen precies wat ze willen – of in ieder geval na een poosje, als de microchip goed is ingesteld. Volgens mij zijn we hier niet opgenomen om ons gedrag te verbeteren. De witpakken gebruiken ons om hun nieuwe technologie op uit te proberen. Net zo lang tot die feilloos werkt en ze de Digital Boy in de echte wereld kunnen gaan gebruiken.
Ik moet iedereen waarschuwen voordat het zover is!
Ik was ongemerkt steeds sneller gaan ademhalen. Nou ja, zonder dat ík het merkte – de chip achter mijn oor had het waarschijnlijk allang geregistreerd. CooperationX kon niet alleen vaststellen waar ik was, ze wisten blijkbaar alles van me. Als een groot onzichtbaar oog loerden ze mee over mijn schouder bij alles wat ik deed. Misschien wisten ze zelfs dat ik het notebook en de stick had gevonden! Terwijl ik zat te lezen, konden gewapende mannen het huis omsingeld hebben. Hoorde ik daar niet iets op het dak?
Ik moest snel handelen. Als ze mijn bewijzen afpakten, zou niemand me nog geloven.
De laptop! Ik kon de informatie van de stick naar zo veel mogelijk kranten en televisieomroepen mailen. Journalisten waren nieuwsgierige mensen, dat hoorde bij hun vak. Als ze niet helemaal begrepen waarover het ging, zouden ze vast wel verder gaan zoeken.
Ik duwde de stick in de poort en keek gespannen naar het scherm.
Het was alsof iemand een emmer ijskoud water in mijn gezicht gooide. Er stond geen adressenlijst op de stick en ook geen Digital Boy-dossier. Alleen een ander document, dat ik niet kende. Had ik iets verkeerd gedaan? Dat kon toch niet? Kopiëren was een fluitje van een cent, zelfs voor computeranalfabeten, dus in mijn geval…
Ik verplaatste de cursor naar het onbekende document en klikte het open.
Het was een boekverslag voor school. Bovenaan stonden de boektitel en de auteur, de naam van de leerkracht, het vak, het klassennummer en daarnaast…
LARA ROGERS
.
Ik staarde naar de vetgedrukte letters tot het alleen nog maar vlekken waren. Allerlei gedachten schoten door mijn hoofd. Het was net als bij vallende dominostenen, het ene idee zette steeds het volgende in gang.
Mijn hersens hadden me niet bedrogen. Toen we bij Rocky’s waren, had Lara wel degelijk de usb-stick uit de bowlingschoen gehaald en in haar zak laten glijden. Ze had er alleen een andere stick voor in de plaats gestopt. Dus wist ze van tevoren al dat er een usb-stick in het kluisje zou liggen. Anders zou ze geen reserve-exemplaar bij zich hebben, en al helemaal geen exemplaar dat er ook nog eens precies hetzelfde uitzag.
Dat betekende dat ze voor CooperationX werkte, of in ieder geval voor Jones. Ze had alleen maar aardig gedaan om mijn vertrouwen te winnen. Onze gezamenlijke ritjes naar Flatstaff en het grijze gebouw… Ze had van het begin af aan geweten dat ik niet mijn biologische ouders
maar een usb-stick zocht. Het enige wat ze hoefde te doen was in mijn buurt blijven, dan zou ik haar er vanzelf naartoe brengen.
Ik zag haar weer met haar mobieltje in de deuropening van Rocky’s staan. Het was natuurlijk een sms-berichtje aan Jones geweest. Om te melden dat de stick veilig in haar zak zat. En ik – grote sukkel – had er met mijn neus bovenop gestaan en niks gemerkt.
Erger nog. De overdracht had waarschijnlijk ook plaatsgevonden terwijl ik erbij was. Daarnet in de tuin, toen Jones ineens opdook en met Lara stond te praten. Niks gezellig onderonsje, hij kwam de stick halen!
En toen bedacht ik iets verschrikkelijks.
MISSCHIEN WAS HET ZELFS NIET MIJN EIGEN IDEE
GEWEEST OM DE STICK TE
GAAN ZOEKEN, MAAR DAT VAN JONES.
Had hij me via de microchip de opdracht gegeven en deed ik al de hele tijd precies wat hij graag wilde!