Boy 7 (9 page)

Read Boy 7 Online

Authors: Mirjam Mous

Tags: #roman, #Wierook22

BOOK: Boy 7
7.72Mb size Format: txt, pdf, ePub

‘En ik ben Boy Three.’ Neus glimlachte me zo stralend toe dat ik er weeïg van werd. Ze leken meer op bejaarden dan op jongens.

‘Four,’ mompelde Four met zijn mond vol.

‘En dan noemen ze jou zeker Boy One?’ vroeg ik aan Brilsmurf.

Hij stak vijf vingers op.

‘Boy Five?’ Ik keek de tafel rond. ‘Waar is One dan?’

‘Er is geen Boy One.’ Louis gluurde naar de witpak. ‘Al een paar weken niet meer.’

‘Helaas.’ Five zette zijn bril af, poetste de glazen met de onderkant van zijn blouse en zei met de stem van een begrafenisondernemer: ‘We hebben afscheid van hem moeten nemen. De arme jongen is van braafheid gestorven.’ ‘Je mag niet spotten met de dood,’ zei Three. ‘Dat is niet erg beleefd.’

‘Als je nog één keer “beleefd” zegt, sta ik niet meer voor mezelf in!’ riep Five. Hij deed er het toneelstukje van de geketende waanzinnige bij; ik wil Three vermoorden maar de ketting is te kort.

‘Five maakt wel vaker grapjes.’ Two boog zich vertrouwelijk naar me over. ‘Boy One is met ontslag gegaan. En als wij goed ons best doen, mogen we ook snel weer naar huis.’

Ik vroeg me af wat hij en Three daar dan nog deden. Ik bedoel: nog beter je best doen dan die twee slijmballen leek me onmogelijk.

Als toetje kregen we griesmeelpap. Dikke Four wilde al
aanvallen voordat iedereen had, maar hij kon zijn lepel niet vinden.

‘Je moet beter op je spullen passen,’ zei Two. ‘Ze zijn eigendom van de instelling en de groep.’

Dikke Four keek naar Two alsof hij hem wilde verslinden, met of zonder lepel.

Louis stootte me aan met zijn knie. Ik gluurde naar zijn hand, die hij onder de tafel had verborgen, en zag de steel van een lepel uit zijn mouw steken. Hoe had hij dat zo snel gedaan?

‘Wie heeft mijn lepel gejat?’ riep dikke Four.

Boy Five begon keihard te lachen en met zijn vuisten op de tafel te slaan. Two en Three hielden hun handen tegen hun oren.

‘Kappen!’ riep de witpak. ‘Anders gaan jullie zonder toetje naar bed.’

Dikke Four was als eerste stil.

Ik keek de tafel rond. Naar de boys die allemaal dezelfde blouse droegen. Het was een belachelijk gezicht. Ze konden ons dan wel aankleden als een verschrikkelijke zesling, maar van enig groepsgevoel was nog lang geen sprake.

‘Uniformiteit is het cement van onze organisatie.’ Voorlopig zag ik alleen nog maar los zand.

Toen ik met Louis alleen op onze kamer was, liet ik hem mijn notebook zien.

‘Dat ben je zo kwijt,’ zei hij. ‘Ze houden hier regelmatig kamerinspectie.’

(Dan komen ze dus controleren of je kast netjes is, of je het bed strak genoeg hebt opgemaakt en of er geen verboden spullen in je kamer liggen.)

‘Maar het is het enige wat ik nog van thuis heb.’ De tranen prikten meteen weer achter mijn ogen. Ik was die eerste dag net een lekke kraan.

‘Ik weet wel een schuilplaats.’ Hij keek me peilend aan. ‘Maar dan moet je zweren dat je die aan niemand verraadt.’ ‘Tuurlijk niet!’

‘Oké, dan.’ Hij klom op het stapelbed en reikte naar het plafond. Er lagen losse zachtboardplaten op ijzeren richels. Hij duwde er eentje omhoog, legde mijn notebook op de bovenkant van de plafondplaat ernaast en liet de plaat weer zakken. Er was niets meer van te zien.

Zelf heeft hij een mobieltje in het plafond verstopt. Helaas kunnen we niemand bellen – Louis heeft het wel geprobeerd, maar in dit gebouw heb je nergens bereik. Van pure ellende is hij racespelletjes gaan doen en toen was de batterij al snel leeg.

Een notebook zonder pen en een telefoon zonder oplader. Onder andere omstandigheden had het bijna als een mop geklonken.

Ik keek met gefronste wenkbrauwen naar het mobieltje op het bed. Jones had mijn telefoon afgepakt. Zou deze soms van Louis zijn? Misschien had ik dat voicemailbericht niet voor mezelf maar voor Louis ingesproken.

Ik heb wel eens een autistische jongen op tv gezien die mensen altijd als cijfers zag. Zijn oma was bijvoorbeeld een dikke zes en zijn vader een blauwe één.

Zouden onze nummers ook een beetje kloppen?

Boy 2 is een fanatiek sporter en praat altijd als een voetbalcoach.

Boy 3 met zijn afzuigkapneus komt uit Iran. Hij spreekt Arabisch en nog vier andere talen. Vloeiend. Ik weet niet waarvoor hij is opgepakt, maar waarschijnlijk niet voor het opkrikken van zijn cijfers voor taal.

Eerlijk gezegd vind ik ze allebei een beetje eng. Alsof ze niet van vlees en bloed zijn, maar buitenaardse wezens, vermomd als jongens.

Van dikke 4 krijg ik nog niet echt hoogte. Hij is liever lui dan moe en zou het liefst de hele dag alleen eten. Zolang je hem zijn gang laat gaan, vindt hij alles best.

Brilsmurf 5 zoekt altijd en eeuwig ruzie. Het is zijn hobby om anderen op de kast te jagen en hij spreekt je voortdurend tegen, zelfs als hij het stiekem met je eens is. Hij is net als de winkelwagentjes van de supermarkt bij mij thuis om de hoek met hun krengen van wieltjes die altijd precies de andere kant opgaan dan ik wil. In de richting van een toren soepblikken, bijvoorbeeld.

Na die vreselijke eerste nacht werden we om zeven uur door een oorverdovende zoemer gewekt. Een witpak kwam ons halen en we marcheerden in onze lichtblauwe pyjama’s (ook weer allemaal precies dezelfde) door de hal naar de doucheruimte. Je hebt drie minuten om je in te zepen en af
te spoelen, daarna is het lauwe water op. Daar kwam ik die ochtend dus iets te laat achter. Met onze handdoeken om het middel geknoopt marcheerden we terug naar de slaapkamers. Daar was het vlug aankleden geblazen en razendsnel je bed opmaken, want als je niet stipt halfacht in de eetzaal bent, gaat het ontbijt aan je neus voorbij, zei Louis.

We kregen smerige pap met klonten, die ik toch maar opat – wat me een giftige blik van dikke Four opleverde – want na de overgeslagen maaltijd van gisteren rammelde mijn maag. Boy Three en Five hadden corvee, wat ik niet erg slim van de leiding vond, maar misschien hoopten ze dat het inruimen van de vaatwasser voor verbroedering zou zorgen. Wij gingen onze tanden poetsen en vervolgens –met onze met identieke sportkleren gevulde groene rugzakken – naar de les.

Zodra ik het lokaal binnenstapte, vergat ik even dat ik zwaar in de shit zat. Er stonden daar computers, niet normaal meer! Stuk voor stuk technische hoogstandjes met de allernieuwste snufjes. (Helaas zijn ze niet aangesloten op internet, anders had ik stiekem wat mails kunnen versturen.) We kregen allerlei opdrachten, waar de anderen niet uit kwamen en toen mocht ik alles uitleggen en voordoen en eerlijk is eerlijk, dat gaf een behoorlijk goed gevoel. Ik was even, zeg maar, de superster van de groep.

We sporten een paar uur per dag. Er is een speciale fitnessruimte, een gymzaal en zelfs een overdekte stormbaan. De eerste keer dat ik vijftig meter onder een net door moest tijgeren, was ik bekaf, maar mijn conditie wordt
steeds beter. Voor Four blijft iedere sportieve activiteit een ware martelgang. Bij de minste inspanning piept en zweet hij als een zware hartpatiënt. Nee, dan Louis en Coach Two. Ze zijn zo lenig als apen en kunnen zelfs over een metershoge muur klimmen. Zonder touw.

Inmiddels ben ik erachter dat iedereen hier een superster is. Soms lijkt het alsof ik meedoe aan een talentenjacht. Five, bijvoorbeeld, rekent tien keer sneller uit zijn hoofd dan ik met een rekenmachine. En Coach Two is zo waanzinnig goed in sport dat hij gemakkelijk goud zou kunnen halen op de Olympische Spelen.

Eigenlijk zijn we een zeskoppige superband. De Linkin Park van de Cooperation.

Bij nader inzien is die vergelijking met Linkin Park maar gelul. Muzikanten hebben juist een vrij leventje. Die zitten niet in een strafkamp zoals wij.

Tussen de middag eten we brood in de eetzaal. Daarna marcheren we weer naar de leslokalen of sportruimtes en om vier uur worden we gelucht op een afgezet terrein achter het gebouw. Van halfvijf tot halfzes is het huiswerkuur. Daarna mogen we tot het avondeten ontspannen in de recreatieruimte, waar een tv en een tafeltennistafel staan. Om halfnegen moeten we naar bed en klokslag negen uur gaat het licht uit.

3

Tijdens het luchten ging ik met Louis op de rugleuning van het enige bankje zitten. Three stond met de surveillerende witpak te praten – te slijmen, volgens Five. Van mij mocht Three zoveel slijmen als hij wilde, want daardoor lette die witpak mooi niet op ons. Dikke Four was in het gras gaan liggen en knabbelde op een sprietje. Coach Two rende aan één stuk door rondjes, waar ik behoorlijk tureluurs van werd.

‘Uitslover!’ riep Five tegen hem.

Two holde onverstoorbaar door. ‘Een gezonde geest hoort in een gezond lichaam.’

Five lachte hem uit. ‘Als jij een gezonde geest hebt, ben ik de kerstman.’

‘Weet jij waarom Two hier zit?’ vroeg ik aan Louis. ‘Ik kan me gewoon niet voorstellen dat hij de wet heeft overtreden.’

‘Geen idee. Hij wil zelfs zijn echte naam niet zeggen.’ Louis keek de hele tijd om zich heen alsof we midden in een geheime
vergadering zaten. ‘Hij beweert dat Two zijn enige en echte naam ís.’

‘En Five?’ vroeg ik.

‘Die heet Johnny.’ Daar gingen Louis’ radarogen weer.

‘Zowel op school als thuis niet te hanteren.’

Daar kon ik me iets bij voorstellen. Nu was Four weer het slachtoffer. Five trok de baseballcap van zijn dikke hoofd en ging ermee vandoor.

Ik bedacht net dat ik maar bofte dat ik mijn kamer niet met hém hoefde te delen, toen ik ineens een hand op mijn knie voelde. De hand van Louis.

‘Ik heb iets voor je,’ fluisterde hij.

Ik keek naar beneden en zag geen vijf maar zes vingers. En die zesde vinger was dus een pen! Daarom had hij natuurlijk de hele tijd om zich heen zitten kijken. Hij wilde wachten tot de kust veilig was.

‘Voor je notebook,’ zei hij. ‘Ik heb hem uit het bureau in het wiskundelokaal gejat.’

Ik wist niet waar ik blijer mee was. Met de pen of met het feit dat hij voor mij straf had geriskeerd.

‘Bedankt, man.’ Ik controleerde of niemand keek en stopte de pen vlug in mijn kontzak. Blouse erover. Klaar. ‘Nog een mazzel dat je niet gesnapt bent.’

‘Niks mazzel,’ zei Louis. ‘Ik zou zelfs de boxershort van Four kunnen stelen zonder dat hij het merkt.’

Ik grinnikte. ‘Ja, hoor.’

‘Geloof je me niet?’ Hij draaide zijn handpalm, zodat ik kon zien wat er onder zijn duim geklemd zat.

Een pen! Ik voelde aan mijn kontzak. Nee, het was geen
truc met een dubbelganger. Louis had écht de pen uit mijn zak gehaald zonder dat ik het in de gaten had!

Ik was zwaar onder de indruk. ‘Van wie heb je dat geleerd?’

‘Een paar jongens op straat. Ik heb zo veel toeristen gerold.’ Hij keek erbij alsof het de normaalste zaak van de wereld was.

‘En je ouders dan?’ vroeg ik. ‘Ben je niet bang dat ze erachter komen?’

‘Heb ik niet meer.’ Hij knipperde even met zijn ogen. ‘Na mijn moeders begrafenis zoop mijn vader zich klem. Zijn handen werden met de dag losser. Nou, toen ben ik hem gesmeerd.’

Ik kon me niet voorstellen dat ik bij mijn moeder en Kathy zou weglopen en ik zag me al helemaal niet zoiets verschrikkelijks doen als toeristen beroven.

‘En toen ben je gepakt?’ vroeg ik hees.

‘Nee, dat was pas tijdens die inbraak,’ vertelde Louis. ‘Een van die jongens kende een stel gozers die een leegstaand pakhuis hadden gekraakt. Ik heb er een paar nachten geslapen en toen zeiden ze dat ik mocht blijven als ik met ze meedeed. Zij hebben me opgeleid tot meesterdief. Ik kan tegen steile muren opklimmen (ja, dat had ik gemerkt) en ingewikkelde alarminstallaties uitschakelen. We hebben wel honderd kraken gezet, maar bij de juwelier ging het mis. De gast die op de uitkijk stond, heeft me in de steek gelaten. Ik werd op heterdaad betrapt en ben hiernaartoe gebracht.’

Eerlijk gezegd was ik vreselijk geschokt, maar ik liet het
wel uit mijn hoofd om dat te zeggen. Louis had me tot nu toe steeds geholpen en ik kon hier wel een vriend gebruiken, dus knikte ik begrijpend.

We zwegen even. De zon brandde in onze nekken en ik kon Louis horen puffen. Coach Two leek nergens last van te hebben. Zijn overhemd was nat van het zweet, maar hij liep maar door, als zo’n poppetje op Duracell-batterijen.

Een topatleet, een wandelend woordenboek, een getallengoochelaar, een dief en een hacker. Niet bepaald de doorsneebevolking van Prison Break. Nou ja, op de dief na dan.

Soms vraag ik me af of het wel toeval is dat ze ons bij elkaar hebben gestopt.

Louis zegt dat ik alles zo spannend mogelijk moet opschrijven. Dan kunnen we later een boek uitgeven en worden we rijk en beroemd. Ik geloof niet dat ik de kwaliteiten van Stephen King heb, maar het geeft in ieder geval wat meer rust in mijn kop.

Vandaag gebeurde er iets vreemds.

We waren in de recreatieruimte. De dienstdoende witpak deed een potje tafeltennis met Coach Two en werd volkomen ingemaakt. Ik hing met de rest van de boys op de bank bij de televisie. Three zat naast me en was in slaap gesukkeld – ik vraag me af of hij ook in vijf verschillende talen droomt – met zijn hoofd schuin weggezakt tegen de rugleuning. Zijn haar is van achteren opgeschoren. Achter
zijn rechteroor zit een lelijke wrat. Een talenknobbel, denkt Louis – volgens mij vooral een goede reden om je haar te laten groeien.

We keken naar een videoclip op het scherm, toen er ineens een pingpongballetje over ons heen vloog. Two liep voor ons langs om het op te rapen, tussen de bank en het lage tafeltje door.

‘Je staat voor het beeld, sukkel,’ mopperde Five en hij duwde Two opzij. Tenminste, dat probeerde hij, maar een atleet als Two verliest natuurlijk niet zomaar zijn evenwicht. Hij herstelde zich meteen door een raar sprongetje te maken. Helaas kwam hij bij de uitgestrekte benen van de slapende Three terecht en toen viel hij toch nog, met zijn hoofd tegen de punt van de tafel.

Three was meteen klaarwakker, maar Coach Two lag roerloos op de grond. Drie heel lange seconden dacht ik dat hij dood was. Toen kwam hij langzaam omhoog en drukte zijn handen tegen zijn oren. Zijn ogen werden groot en rond en plopten bijna uit hun kassen, terwijl hij tekeerging alsof hij werd vermoord. Het was doodeng. Net die beroemde scène uit
The Exorcist
, alleen draaide zijn hoofd niet helemaal rond zoals bij Linda Blair.

De witpak drukte op de knop van zijn alarmkoord. Al snel kwamen er twee andere witpakken, die Two meenamen. Naar de ziekenboeg, zeiden ze.

Bij het avondeten zat hij weer gewoon aan tafel. Nou ja, gewoon. Hij zei niets en staarde naar zijn bord alsof het een vliegende schotel was.

Other books

Whisky From Small Glasses by Denzil Meyrick
Bound With Pearls by Bristol, Sidney
Mildred Pierce by Cain, James M.
Without Sin by Margaret Dickinson
Black Water Creek by Brumm, Robert
Black Sheep by Na'ima B. Robert
The Memory Thief by Rachel Keener