Four Blondes (26 page)

Read Four Blondes Online

Authors: Candace Bushnell

BOOK: Four Blondes
7.43Mb size Format: txt, pdf, ePub

Maar vanavond zijn al mijn waanideeën bij elkaar niet voldoende om het onvermijdelijke af te wenden: het bijwonen van de viering van het vijftigjarig bestaan van het balletgezelschap.

Zonder mijn man.

Die namelijk in plaats daarvan gaat KAARTEN.

Hij zit in de woonkamer in een rood-wit-gestreept overhemd, met zijn bretels nog over zijn schouders, en drinkt een biertje met zijn vrienden van het tv-station, van wie ik de namen echt niet allemaal kan onthouden, als ik naar beneden kom, in een jurk van wit brokaat, afgezet met grijze nerts, met grijze handschoenen tot over de elleboog. Mijn moeder is getrouwd met een visboer. Mijn vader is homo en woont in Parijs. Ik ga naar een balletvoorstelling.

Begrijpt dan niemand hoe AFSCHUWELIJK het leven is?

Vroeger smeekte ik of ik alsjeblieft naar dergelijke gelegenheden mocht. Ik wist op slinkse wijze, of domweg door te bedelen, aan een kaartje te komen, slijmde met homo's die bereid waren me te helpen, kocht een jurk, frummelde het prijskaartje weg aan de binnenkant en bracht hem de dag

daarna doodleuk terug, en dat alles met als enige doel mezelf in de positie te manoeuvreren waarin ik me nu bevind.

'Hallo,' zegt Hubert nerveus en zet zijn biertje neer terwijl hij overeind komt. 'Ik... ik zou je bijna niet herkend hebben.'

Ik glimlach triest.

'Is DW er al?'

Ik schud mijn hoofd.

Hij kijkt naar zijn vrienden. 'Nee inderdaad, als DW er al was zouden we het wel geweten hebben. Hij is een vriend van Cecelia. Hij is-'

' - een gezelschapsheer,' zeg ik snel.

De vrienden knikken wat ongemakkelijk.

'Luister,' zegt hij en komt naar me toe om mijn arm vast te pakken en me de kamer uit te leiden. 'Ik waardeer het heel erg.'

Ik sta daar met gebogen hoofd. 'Ik begrijp niet waarom je dit van me verlangt.'

'Gewoon,' zegt hij. 'We hebben het er al uitgebreid over gehad, en het is gewoon goed.'

'Het is niet goed voor mij.'

'Luister nou,' zegt hij, en knikt even over zijn schouder in de richting van zijn vrienden, terwijl hij me verder zijn werkkamer in trekt, 'je zegt altijd dat je zo graag actrice had willen worden. Doe gewoon alsof je een actrice bent en in een film speelt. Dat doe ik ook altijd.'

Ik kijk hem met een blik vol medelijden aan.

'Hé,' zegt hij, en raakt even mijn schouder aan, 'als iemand weet hoe je dit moet aanpakken, ben jij het wel. Toen ik je leerde kennen...'

Wat?

Hij zwijgt als hij ziet dat hij precies het verkeerde heeft gezegd.

Hij leerde me kennen tijdens een feest waar ik onuitgenodigd binnen had weten te glippen - op zoek naar hem. Daar kwam hij zes maanden later pas achter, toen we het er in bed over hadden, en hij vond het een goeie grap, totdat hij zich realiseerde dat het verhaal mij in een negatief daglicht zou plaatsen, en dus is het nu een van de vele pijnlijke waarheden uit mijn verleden die we geheim moeten houden.

Ik verstijf en staar met grote ogen in het niets.

'O nee,' zegt hij. 'O nee, Cecelia, het spijt me. Ik hou van je.' Hij wil me vastpakken, maar het is al te laat. Ik til mijn rokken op en stuif de deur uit, de trap af en de stoep op, waar ik heel even naar adem hap, om me heen kijk en me afvraag wat ik moet doen - Dan zie ik een taxi, ren de weg op en houd hem staande, en terwijl ik instap, het portier dichtsla en achteromkijk, zie ik de fotograaf in het camouflagepak, die me met een soort sprakeloze nieuwsgierigheid in zijn ogen aankijkt en vervolgens zijn schouders ophaalt.

'Waar naar toe?' zegt de taxichauffeur.

Ik leun achterover op de achterbank. Ik voel even aan mijn haar. 'Lincoln Center,' zeg ik.

'Bent u actrice?'vraagt hij.

Ik zeg ja en hij vindt het goed dat ik rook.

Ik doe heel erg mijn best om nergens aan te denken terwijl mijn hakken parmantig over het binnenplein van het Lincoln Center klakken. Ik loop een beetje gehaast vanwege de februari-motregen en voeg me bij de mensen die bij de ingang staan te wachten, lachend, terwijl ze met hun voeten stampen en hun paraplu uitschudden. Ik weet het op een of andere manier klaar te spelen om op te gaan in de menigte en passeer de fotografen, die me aankijken en zich vervolgens afwenden om een foto van iemand anders te maken, en ik voel me opgelucht, totdat er een jonge vrouw, gekleed in het zwart en met een zwarte headset op haar hoofd, op me afkomt en zegt: 'Kan ik u ergens mee helpen?'

Ik kijk verward om me heen, doe mijn mond open en vervolgens weer dicht en kijk nogmaals naar de vrouw (die naar me glimlacht, niet onvriendelijk) en knijp mijn ogen tot spleetjes omdat ik niet kan geloven dat ze niet weet wie ik ben.'Ik ben...'

'Ja?' zegt ze, en plotseling realiseer ik me dat ze me niet herkent. Dat komt door dat korte, witblonde haar. Ik kijk om me heen, zeg met gedempte stem: 'Ik ben de nicht van Cecelia Kelly. Rebecca Kelly. Cecelia had graag willen komen, maar ze is... ziek... en dat vond ze zo vervelend dat ze erop stond dat ik in haar plaats zou gaan. Ik begrijp dat het allemaal erg lastig is en zo, maar ik heb de afgelopen vijf jaar in Parijs gewoond en...'

'Maakt u zich geen zorgen,' zegt ze warm en reikt over de tafel om een kaartje te pakken waar PRINSES CECELIA LUXENSTEIN op staat, 'niemand heeft ooit bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van een mooie vrouw, en u zit aan tafel met Nevil Mouse, die me mijn kop gek heeft gezeurd om hem naast een "begerenswaardige" vrouw te zetten, hoewel hij hier is met Nandy, dat model, en... nou ja, ik hoop dat Cecelia gauw opknapt.' Ze geeft me het kaartje. 'Ze is wel erg vaak ziek, heb ik de indruk. Wat ik echt heel sneu vind, want...' - de vrouw buigt zich met een blik van verstandhouding naar me toe - 'bij ons op het werk is ze heimelijk een soort heldin. Onze baas is namelijk echt een klootzak, maar het mooie van Cecelia is dat je voelt dat ze het eigenlijk allemaal maar... gezeik... vindt, en als je dit werk een paar jaar hebt gedaan, weet je dat ze gelijk heeft.'

'Nou, eh, bedankt. Hartelijk bedankt,' zeg ik.

'O, en pas op voor Maurice Tristam. Die acteur, weet u wel? Hij zit ook aan uw tafeltje. Hij is getrouwd, maar hij bedriegt zijn vrouw. Aan de lopende band.'

Ik knik en loop verder, de zaal in, waarbij ik nog meer fotografen passeer (waarvan er eentje lusteloos zijn camera omhoog brengt en een foto maakt, voor het geval ik, zonder dat hij het weet, een belangrijk iemand mocht zijn), en ik klauter over knieën en enkels naar mijn stoel, sectie c, stoel 125, in het midden van de derde rij. De stoel naast me blijft leeg en een man die vlakbij zit lacht naar me terwijl de lichten doven en ik knik nauwelijks merkbaar terug, en dan begint de muziek.

Mijn gedachten dwalen af.

Ik denk.

Aan de dagen dat ik onafgebroken op een smerige slaapzak op een smerige matras op de grond lag en uit het raam naar de kale boomtakken keek die helemaal zwart waren geworden van het onophoudelijke drup, drup, druppen van de regen. Het was in Maine en de lucht was steevast staalgrijs en de temperatuur schommelde altijd rond het vriespunt met 100 procent kans op neerslag en het isolatiemateriaal kwam uit de muur zetten. Er waren altijd te veel mensen in het huis, of te weinig, er was geen eten, of juist te veel - zakken chips en blikken kippensoep en ijs in kartonnen bekertjes - en ik had een rotte kies, die iemand eruit trok door het ene eind van een touwtje om mijn kies te binden en het andere eind aan de deurkruk te knopen en vervolgens de deur dicht te slaan. Ik was zes en we stelden een belangrijke politieke daad. We verwierpen de maatschappij, we verwierpen mama's familie en de familie van mama's man en we verwierpen het soort vrouw dat ze wilden dat mama zou worden. We verwierpen valse waarden en het kwaad van het kapitalisme (hoewel we de kleine beetjes geld die binnen kwamen niet afwezen), en dat wilden we allemaal ver, ver, ver achter ons laten, maar het enige wat we achter ons lieten waren schone lakens en blauw water in de toiletpot, en Sunkist-sinaasappelen in de winter.

Maar dat is mama nooit duidelijk geworden. Zelfs niet toen ze 'tot inkeer was gekomen' en we ons in Lawrenceville vestigden, waar we 'normaal' probeerden te doen.

Het ballet is afgelopen.

Ik blijf zitten.

Lang nadat het publiek applaudisserend overeind is geveerd, de champagne is ingeschonken en de ballonnenwolk is neergedaald op het publiek, zit ik nog in de schouwburgzaal. Sectie c, stoel 125. De menigte komt op, zakt weer in, dunt uit en verdwijnt uiteindelijk naar de eetzaal. De plaatsaanwijzers schuifelen door de zaal om de achtergelaten programmaboekjes op te ruimen.

'Alles in orde, mevrouw? Het diner wordt zo geserveerd. Kreeft-quadrilles. Dat zou u niet willen missen.'

'Dank u,' zeg ik. Maar ik blijf zitten en denk aan mijn Barbie, groezelig en naakt en met klitten in haar haar, die ik overal mee naar toe zeulde. Ik moest vreselijk huilen toen een hond er met mijn Barbie vandoor ging. 'Echt een klein prinsesje, hè?' werd er gezegd toen ik door iemand werd opgetild, in mijn afgedragen bloemetjesjurk, waarop ik alleen nog maar harder begon te brullen en de tranen over mijn wangen stroomden.

Toen kon ik me al niet voorstellen dat ik nooit een pony zou hebben.

Ik kijk op en ben niet verbaasd de mooie jongen uit mijn droom op me af te zien komen, om te zien hoe hij zich een weg tussen de stoelen door baant, tot hij boven me uit torent, lacht en gaat zitten.

'Herinneringen zijn slechts een andere versie van de realiteit,' zegt hij.

We staren naar het verlaten toneel.

Men serveert de foie gras met schijven mango op de tussen- verdieping van het Lincoln Center, terwijl wij boven aan de trap staan. Het kan zijn dat ik het me verbeeld, maar ik heb het idee dat het geroezemoes heel even, nauwelijks merkbaar, verstomt en dat mensen hun hoofd draaien om naar ons te kijken, wanneer de jongen mijn arm neemt en we langzaam de trap afdalen en naar mijn tafel lopen. De fotograaf, Patrice, zit op zijn hurken naast Nevil Mouse, het Australische mediawonderkind dat me ooit heeft willen aannemen, maar me uiteindelijk toch afwees omdat ik niet met hem uit wilde. Terwijl de jongen mijn stoel naar achteren schuift, fluistert hij: 'Jouw tafel ziet er al net zo erg uit als die van mij', en geeft me een knipoog, precies op het moment dat Patrice op fluistertoon aan Nevil vraagt: 'Wie is die vrouw?'

Nevil, die gespannen en opgefokt is, staat houterig op en zegt: 'Neem me niet kwalijk, maar volgens mij is die stoel gereserveerd voor prinses Cecelia Luxenstein.'

'Dat klopt,' zeg ik heel rustig en trek de schouders van mijn jurk recht, 'maar Cecelia kan helaas niet komen. Ze is ziek. Ik ben haar nicht, Rebecca Kelly.'

'Nou ja, dan... dan zal het wel goed zijn,' zegt Nevil.

Ik plant één elleboog op de tafel en buig me naar hem toe. 'Bent u belast met de organisatie?' vraag ik onschuldig.

'Nee. Waarom vraagt u dat? Het punt is alleen... dat het comité zich zoveel moeite heeft getroost om de tafelschikking. .. goed te krijgen.'

'Op die manier,' zeg ik. 'Dan kunnen we er dus gevoeglijk van uitgaan dat het uw grootste zorg is... of u wel met de juiste mensen aan het juiste tafeltje wordt gezien.'

Nevil's ogen zoeken steun bij Patrice, die Nevil onder tafel een trap geeft en naar mij toe schuifelt en de stoel in beslag neemt die, naar ik opeens begrijp, voor DW is gereserveerd.

'Ik heb nooit geweten dat Cecelia zo'n mooie nicht had.

Vindt u het goed als ik een foto van u maak?'

'Ga je gang,' zeg ik met een glimlach, terwijl Patrice naar achteren leunt en een paar opnamen maakt.

'U lijkt erg op Cecelia, moet ik zeggen, maar Cecelia houdt er niet van om gefotografeerd te worden. Ik begrijp niet wat ze heeft.'

'Ze is... verlegen,' zeg ik.

'Bij mij toch niet? Ik ben een van haar oudste vrienden,' zegt Patrice.

'Echt? Ik heb haar anders nooit over je gehoord, maar dat kan zijn omdat ik de afgelopen vijf jaar in Parijs heb gezeten.'

'Ik ken haar al eeuwen. Ik weet nog dat ze voor het eerst naar New York kwam. Ze had een prachtige bos haar. Ze kwam veel in Au Bar. Het was een wilde. Ik kan maar niet begrijpen wat er met haar is gebeurd. Ik bedoel maar, zij heeft de man waar iedereen op aasde, toch? Champagne?'

'Dolgraag.'

'Oooo, mevrouw Sneet,' zegt Patrice tegen een gracieuze vrouw van begin vijftig die langs loopt, 'mevrouw Sneet, mag ik u voorstellen aan Rebecca Kelly. Ze is de nicht van Cecelia Luxenstein. Ze heeft vijf jaar in Parijs gewoond, waar ze... kunstgeschiedenis studeerde. Dit is Arlene Sneet, de voorzitter van het balletcomité.'

Ik steek mijn hand uit. 'Wat enig om u te ontmoeten,' zeg ik. 'Het ballet... ik geloof niet dat ik ooit zoiets moois heb gezien. Ik was er zo door getroffen dat ik na afloop nog even moest blijven zitten om het allemaal te laten bezinken, en ik vrees dat ik als gevolg daarvan mijn tafelgenoten heb laten wachten.'

'Volkomen begrijpelijk, engel,' zei mevrouw Sneet. 'Het is heerlijk om weer eens een nieuw gezicht te zien bij het ballet. En ik moet zeggen dat je heel wat opschudding veroorzaakt. Iedereen vraagt zich af wie je bent. Sta me toe je aan enkele

begerenswaardige jongemannen voor te stellen.'

'Hoorde ik je nou zeggen dat je kunstgeschiedenis hebt gestudeerd aan het Louvre?' klonk een stem rechts van me.

Ik draai me om. 'Inderdaad, ja. Dat klopt, meneer Tristam.'

'Ik heb altijd al kunstschilder willen worden, maar ik raakte opeens verstrikt in de filmwereld,' zegt Maurice Tristam.

'Tja,' zeg ik, 'het is pijnlijk dat de kunst het zo vaak moet afleggen tegen de commercie.'

'Je zou moeten zien wat voor rollen ik heb moeten spelen, enkel en alleen vanwege het vuige gewin.'

'Terwijl u zoveel talent heeft.'

'Vind je? Je zou eens met een paar van mijn producenten moeten praten. Hoe zei je ook alweer dat je heette?'

'Rebecca Kelly.'

'Rebecca Kelly. Dat klinkt als een filmster. Nou, Rebecca Kelly, ik moet zeggen dat ik nu al een fan van je ben.'

'O, meneer Tristam -'

'Zeg maar Maurice.'

'Wat aardig van je. En wie is je lieftallige vriendin? Nee zeg, ondeugd, je hebt je dóchter meegenomen.'

'Ik ben zijn dochter niet!' zegt de lieftallige vriendin, die onmogelijk veel ouder dan achttien kan zijn, maar al overduidelijk borstimplantaten en een verharde blik heeft.

'Dit is Willie,' zegt Maurice, zichtbaar opgelaten. Hij buigt zich naar me toe en fluistert in mijn oor: 'En ze is mijn vriendin niet. Ze is mijn, eh... tegenspeelster in de film die we net hebben opgenomen.'

Other books

New Blood From Old Bones by Sheila Radley
Devine Intervention by Martha Brockenbrough
The Miniaturist by Jessie Burton
Rabbit at rest by John Updike
Island Hospital by Elizabeth Houghton
For Valour by Douglas Reeman