Authors: Candace Bushnell
Willie buigt zich voor Maurice langs. 'Ben je bevriend met Miles?'
'Miles?'vraag ik.
'Miles Hanson. Die man waar je mee bent.'
'O, je bedoelt die knappe blonde jongen. Heet hij Miles?'
Willie kijkt me aan alsof ik niet goed bij mijn verstand ben.
'Hij heeft net die film gedaan, Gigantic. Iedereen zegt dat hij een megaster gaat worden. De tweede Brad Pitt. Ik vraag Maurice steeds om me aan hem voor te stellen -'
'Ik ken hem niet, dat zeg ik je toch,' zegt Maurice.
'Maar hij doet het niet. Terwijl ik denk dat we een fantastisch stel zouden zijn,' zegt Willie.
'Champagne?' vraag ik, en schenk mezelf nog een glas in terwijl de kreeft-quadrilles worden opgediend.
Drie kwartier later spelen ze dat nummer, I Just Wanna Fly. Ik ben flink dronken en sta net als een bezetene met Miles te dansen als ik naar de andere kant van de zaal kijk en DW zie staan, in een klamme smoking. Hij strijkt zijn natte haren glad en probeert kalm te blijven, terwijl ik zie dat hij kookt van woede. Als hij me in het oog krijgt komt hij met grote passen mijn kant op en roept: 'Cecelia! Waar slaat dit op? Hubert en ik hebben half Manhattan afgezocht.'
Miles blijft staan en ik blijf staan en de hele zaal lijkt stil te blijven staan en steeds verder uit te dijen, en ik hoor Patrice roepen: 'Ik wist het wel! Ik wist wel dat het Cecelia was!' En plotseling daalt er een zwarte zwerm fotografen op me neer en ik ben gevangen, met een hand in die van Miles en de andere om een fles champagne geklemd. Miles trekt aan mijn arm en we beginnen tussen de mensen door te rennen.
We stormen de trap af, met de fotografen op onze hielen, en rennen naar buiten, waar het inmiddels echt giet, steken het plein over, stuiven een paar treden af, ontwijken limousines en vier agenten en hollen richting Broadway, waar bus twaalf net wil optrekken.
We rennen naar de bus, met onze armen maaiend en schreeuwend, en we springen erin en Miles heeft nog twee fiches en we lachen en lopen naar de achterkant van de bus, waar we gaan zitten en gieren van het lachen, totdat we opkijken en alle passagiers in de bus ons blijken aan te staren. Ik krijg de hik en Miles neemt een slok uit de champagnefles. Dan glijden onze ineengestrengelde handen uit elkaar en kijken we elk uit een ander raampje en zien de brede sporen die de regen over het raam trekt.
'Goedemorgen.'
'Goedemorgen.'
Hubert zit aan de keukentafel met een kop koffie en leest The Wall Street Journal.
'Is er, eh, koffie?' vraag ik.
'In de kan,' zegt hij, zonder op te kijken.
Ik loop naar het aanrecht en sla met een paar kastdeurtjes, op zoek naar een koffiekop.
'Kijk eens in de vaatwasser,' zegt hij.
'Dank je,' zeg ik. Ik schenk koffie in, ga zitten.
'Wat ben je vroeg op,' zegt hij.
'Mmmmm-hmmm,' zeg ik. Hij schuift de Post in mijn richting.
Ik neem een slok koffie. Ik sla de krant open op pagina zes.
De kop luidt prinses bruisend middelpunt van feest.
En dan de tekst: 'Het ziet ernaar uit dat prins Hubert Luxenstein zijn betoverende vrouw, Cecelia, uit de schijnwerpers probeert te houden, in plaats van andersom. Cecelia Kelly, de voormalige kunsthandelaar, heeft een teruggetrokken bestaan geleid sinds haar bruiloft aan het Comomeer in Italië, twee jaar geleden, op het 100 hectare grote landgoed waarop zich het familieslot bevindt dat toebehoort aan de vader van de bruidegom, prins Heinrich Luxenstein. Maar gisteravond, tijdens de viering van het vijftigjarig bestaan van het balletgezelschap, maakte de beeldschone prinses, gestoken in een Bentley-creatie en met een nieuw kapsel, een kortgeknipte wildebras-look, in haar eentje haar opwachting en wist vele gasten te bekoren, waaronder- blabla- voordat ze op spectaculaire wijze de aftocht blies in het gezelschap van de nieuwe lieveling van het witte doek, Miles Hanson.'
Ik vouw de krant dubbel.
'Cecelia...'zegt hij.
'Hou je nog van me?'
'Cecelia...'
Ik steek mijn hand op. 'Niet doen. Gewoon niet doen!'
Lief dagboek,
Volgens mij ben ik aan de beterende hand.
Vandaag ben ik opgestaan en heb me aangekleed en een kop koffie genomen en de kranten gelezen die Hubert heeft laten liggen, en nu ik op mijn horloge kijk is het negen uur en realiseer ik me plotseling dat ik vandaag wel eens iets zou kunnen ondernemen. Dat is zo'n merkwaardig gevoel dat ik heel even overweeg wat Xanax te nemen, maar dan realiseer ik me dat ik er voor het eerst sinds - wat zal het zijn? jaren? - geen behoefte aan heb high te zijn. Ik denk er zelfs over om de stad in te gaan en - HA - mijn man te verrassen door even bij hem langs te gaan op kantoor.
En het ergste is dat hoe langer ik erover nadenk, hoe meer ik geneigd ben het ook echt te doen. Hubert is tenslotte mijn man en wat is er normaler dan een vrouw die rond lunchtijd even bij haar man langsgaat? Zeker als ze hem ervan verdenkt een verhouding te hebben (wat heel goed zou kunnen), en helemaal als ze vermoedt dat hij waarschijnlijk andere plannen heeft voor de lunch (wat vrijwel zeker is). Dit zal hem voor het dilemma plaatsen dat hij zich gedwongen ziet te kiezen tussen zijn vrouw en de reeds bestaande lunchplannen. Zijn keuze zal de vrouw in één klap alles vertellen wat ze over haar man moet weten, en wel a) als hij zijn werk vóór zijn vrouw laat gaan is hij een klootzak en houdt hij niet van haar, of b) als hij zijn vrouw vóór het werk laat gaan, is hij waarschijnlijk evengoed een klootzak, maar houdt hij misschien toch van haar. Hoe dan ook, ik heb zomaar het gevoel dat Hubert vandaag het onderspit zal delven, en daar wil ik toch echt getuige van zijn.
Om een of andere reden draag ik een marineblauwe hoed en marineblauw met wit gestreepte handschoenen als ik met een gouden Dunhill-aansteker op de balie van de receptioniste tik. Ik heb ook een mobiele telefoon die het niet lijkt te doen in mijn handtas, samen met twee tampons en een verkruimeld hondenkoekje. 'H.L., graag,' zeg ik tegen de receptioniste, die aanvankelijk helemaal niets doet en vervolgens op kille, afstandelijke toon vraagt: 'Wie kan ik zeggen dat er is?' waarop ik zeg: 'Zijn vrouw', waarna ze me van boven tot onder opneemt en zegt: 'Ogenblikje,' en het enige wat er door mijn hoofd speelt is dat ze me niet heeft herkend en om een of andere reden maakt dat me razend en kan ik haar wel VERMOORDEN, dus tik ik heel irritant weer met de aansteker op de balie.
Maar dan houd ik mezelf voor dat ik aan de beterende hand ben.
Ze pakt de telefoon en zegt tegen iemand: 'Is H. er?' en vervolgens, alsof er onduidelijkheid over bestaat, zegt ze: 'Tja, zijn vrouw is hier.' Dan legt ze de telefoon neer en zegt: 'Er komt zo iemand bij u.'
'Hoe bedoel je, er komt zo iemand bij me? Waar is mijn man?' zeg ik. 'Ik kom hier niet voor zomaar iemand, ik kom voor mijn man.'
'Hij zit niet op zijn kamer.'
'Nee, wie zit er tegenwoordig nou nog op zijn kamer?'
'Weet hij dat u langskomt?'
'Natuurlijk weet hij dat,' zeg ik, en realiseer me dat dit helemaal de verkeerde kant op gaat.
'Tja, hij is waarschijnlijk op de set. Dianna Moon zit vandaag in de show.'
'Dacht je dat ik geïnteresséérd was in Dianna Moon?'
De receptioniste lijkt me voor het eerst echt aan te kijken. Ze heeft nepnagels, gelakt in rode, witte en blauwe streepjes. Dat lijkt het enige uiterlijke kenmerk dat haar onderscheidt van de massa.
'Een heleboel mensen... zijn bijzonder geïnteresseerd... in Dianna Moon.'
Ik trek mijn handschoenen uit door kort aan elke vinger te trekken. 'Is dat omdat ze... haar man heeft vermoord?'
De receptioniste kijkt nerveus om zich heen. 'Hij is overleden aan een overdosis. Bovendien is Dianna Moon een... heldin. De kijkcijfers zullen geweldig zijn.'
Ik geeuw ostentatief. 'Maar wat heeft ze ooit gedaan?' vraag ik, en realiseer me dat het wel heel arrogant is dat ik dat durf te vragen, want je zou kunnen zeggen dat ik zelf ook nog nooit iets heb gedaan, behalve dan trouwen met Hubert, waarschijnlijk een van de meest begeerde vrijgezellen op aarde.
De receptioniste kijkt me kwaad aan. 'Ik zal even kijken of ik H. voor u kan vinden.'
Op dat moment komt Constance DeWall door de gepantserde grijze deur die toegang verschaft tot het geheimzinnige web van studio's die alle eigendom zijn van Het Televisiestation.
'Cecelia,' zegt ze en steekt haar hand uit, 'wat enig om je weer eens te zien. Helaas is dit niet zo'n geschikte dag voor een onverwacht bezoekje. We hebben Dianna Moon op de set en- nou ja...ze is Dianna Moon.'
'En ik ben prinses Cecelia Kelly Luxenstein,' zeg ik zo achteloos mogelijk, en krimp een klein beetje ineen zodra ik met dat prinses begin te schermen, omdat ik weet dat het uitgerekend dat soort dingen is waar mensen aanstoot aan nemen - om vervolgens de pers te bellen. 'En ik zou graag mijn man spreken.'
'Is het dringend, prinses Luxenstein?' zegt Constance met ongeëvenaard sarcasme, wat ik haar later nog wel eens betaald zal zetten, misschien door alles in het werk te zetten om haar te laten ontslaan. Ze is, heb ik horen zeggen, een 'jongere, aardigere, slimmere' versie van mij. Het enige wat ik weet is dat ze tot over haar oren verliefd is op mijn man (net als al die andere leeghoofdige vrouwen die een Harvard-bul op zak hebben), dat ze heeft geprobeerd hem het bed in te lokken vanaf het moment dat ze is begonnen als producent van de show, nu twee jaar geleden, en dat ze er vast van overtuigd is dat hij met haar beter af zou zijn dan met mij.
'Moet het dringend zijn voordat ik mijn man mag spreken?' vraag ik, al even sarcastisch.
'Het punt is... er lopen heel wat beveiligingsmensen rond.'
'Om Slater London tegen Dianna Moon te beschermen, zeker?'
Constance en de receptioniste wisselen een snelle blik. De receptioniste kijkt naar beneden en doet alsof ze telefoonnotities sorteert.
'Ik kan je in de groene kamer zetten,' zegt Constance uiteindelijk, 'maar ik kan niets beloven.'
Enige minuten later zit ik stiekem sigaretjes te roken in de groene kamer en kijk met een half oog naar de monitor, waar Dianna Moon, gehuld in een satijnen avondjurk (waarvan één bandje nonchalant van haar schouder lijkt te zijn gegleden), zich naar Slater London buigt en in volle ernst zegt: 'Ik kijk nooit naar het verleden. Ik heb geluk gehad en' - nu kijkt ze recht in de camera - 'ik dank elke dag de Heer.' Vervolgens leunt ze met een triomfantelijke blik achterover, slaat haar benen over elkaar en legt een arm over de rugleuning van de stoel zodat haar decolleté goed in beeld komt.
Slater London, die half Engels en half Amerikaans is, een gewezen tieneridool aan wiens carrière een voortijdig (en kortstondig) einde is gekomen toen hij in vrouwenkleren werd betrapt, buigt zich over de tafel en zegt: 'Dianna. Ben je een Jezusfreak geworden?'
Dianna Moon krijgt een wezenloze blik in haar ogen en vraagt, haast tegen wil en dank, lijkt het: 'Slater. Zegt een roze kanten slipje jou iets?'
Slater is hier niet op bedacht maar weet zich een houding te geven door een hand door zijn blonde stekeltjeshaar te halen en te zeggen: 'Had Alice in Wonderland dat niet aan toen ze in dat konijnenhol kroop?'
'Hol,' zegt Dianna op flirterige toon. 'Doet dat woord je iets?'
Slater kijkt in de camera. 'Oké, mensen. Het zit er weer op. Dianna, hartelijk dank voor je komst naar de show, en veel succes met je nieuwe film...' Hij glimlacht een paar tellen in de camera voordat hij zijn microfoon losrukt en schreeuwt: 'Ik hoop dat we dat laatste stuk eruit kunnen halen.' Het geluid gaat uit en de technici lopen de set op, gevolgd door Hubert. Dianna slaat haar armen om hem heen terwijl ze over haar schouder naar Slater kijkt, waarna iedereen wegloopt en het beeld op zwart gaat.
Plotseling heb ik met mijn man te doen.
Weet hij wel dat hij GEBRUIKT wordt? Wat is zijn taak eigenlijk? Gasten over de streep halen en zorgen dat Slater niet wordt aangeklaagd wegens ontucht? Wie zou nou zo'n baan willen?
Hubert. europese kroonprins is niet alleen knap, maar ook nog eens een heel gewone jongen,
schreeuwde een krantenkop drie jaar terug, toen Hubert aan deze baan begon. Op zijn eerste werkdag was hij gefotografeerd toen hij een broodje kocht bij de deli op de hoek, en toen hij naar buiten kwam lopen, met een bruine papieren zak in de hand, had hij zelfs met de papieren zak naar de fotografen gezwaaid en gelachen, EERSTE SCHOOLDAG VAN DE PRINS, stond de dag erna voor op The New York Post en ik vond het, op dat moment, niet eens vreemd.
'Ik wil gewoon normale dingen doen, zoals normale mensen,' had Hubert gezegd. En ik had me bij zijn woorden aangesloten. 'Ik wil gewoon over straat kunnen lopen en een ijsje kunnen kopen,' had ik gezegd, met een pruilmondje, ook al heb ik een HEKEL aan ijs, omdat je er dik van wordt, en Hubert had gezegd: 'Anders ik wel, schat, anders ik wel.' Somber.
Ik had hem aangespoord die baan te nemen. Showbizz - hoe moeilijk kon dat nou zijn? Hubert had al een hele reeks baantjes in het bankwezen gehad, die gek genoeg stuk voor stuk in een fiasco waren uitgemond. Hij was bepaald geen rekenwonder; om eerlijk te zijn gaf hij altijd zulke royale fooien omdat hij niet kon uitrekenen hoeveel twintig procent was. Indertijd sloeg ik daar geen acht op.
Maar nu dringt het plotseling tot me door: Mijn man is innemend, joviaal en geweldig goedgemanierd. Maar ook een beetje... een sukkel.
Ze GEBRUIKEN hem omwille van zijn connecties.
Vervuld van afgrijzen steek ik een sigaret op en op het moment dat ik dat doe zwaait de deur van de groene kamer open (die vreselijke Constance heeft me vermoedelijk ingesloten), en komt Hubert binnen, met op zijn hielen Dianna Moon, die om een of andere merkwaardige reden op me af vliegt en haar armen om me heen slaat alsof ik een kind van twee ben, waarbij ze bijna de sigaret uit mijn hand slaat.
'Ik heb je altijd al zo graag willen ontmoeten,' dweept ze. Vervolgens doet ze een stap naar achteren. 'Je bent echt zo mooi als iedereen zegt.' Ze pakt mijn hand - 'Ik hoop dat we goede vriendinnen worden.'
Ik wil haar haten maar het lukt me niet, in elk geval niet op dat moment.
'Constance zei dat je hier was,' hakkelt Hubert, 'en Dianna zei dat ze je graag wilde ontmoeten.'
'Ik hoopte dat je met me zou kunnen gaan lunchen,' zeg ik. Ik vraag me af of het aan mij ligt of dat Dianna's opmerking een licht vijandige ondertoon heeft.