Authors: Leonore Fleischer
Susanna ging dichter bij Raymond staan en strekte haar armen uit in de danshouding. 'Gaat het zo?' vroeg ze. Raymond stond daar gewoon maar, keek haar aan met een blik die niets uitdrukte en hield zijn hoofd schuin op die karakteristieke manier van hem.
Susanna lachte hem geruststellend toe en tilde voorzichtig zijn armen op, die ze rond haar hals legde. Heel langzaam begon ze te dansen en... na een paar maten begon Raymond met haar mee te dansen. Met hun lichamen tegen elkaar aan gedrukt draaiden ze rond in die beperkte ruimte op de maat van de muziek. Raymond herinnerde zich wat Charlie hem geleerd had en deed het... met een zekere stijl. Raymond-stijl. Het wijsje liep ten einde en ze gingen uit elkaar. 'Iris heeft een fijne dans gemist,' zei Susanna zacht. 'En een kus.'
Een kus? Susanna deed geschrokken een stap achteruit. 'Dat zei Charlie Babbitt. Als ze aardig voor me was. Om haar te geven. Een kusje.'
Susanna dacht er heel even over na en knikte toen. Ze stapte op Raymond af en zei zacht: 'Doe het me eens voor.' Raymond tuitte zijn lippen als een klein kind dat gedwongen wordt een ongetrouwde tante te kussen. Glimlachend schudde Susanna haar hoofd en zei: 'Doe je mond open. En kus...
alsof je iets heel zachts aan het eten bent. Iets dat heel lekker smaakt.' Ze opende haar rode mond om het Raymond voor te doen.
Raymond deed zijn mond open, zoals hij het Susanna had zien doen en kreeg zijn eerste zoen. Susanna zoende hem zacht en teder. Ze zoenden elkaar even en toen trok Susanna zich ten slotte terug. 'Hoe smaakte het?' vroeg ze. 'Het smaakte nat,' zei Raymond. 'Dan hebben we het goed gedaan.' Het meisje lachte. Raymond stak zijn hand in de zak van zijn jasje en haalde er het geheime iets uit dat hij voor Iris bewaarde en stak het Susanna toe. Vol verbazing keek Susanna van zijn gezicht naar de tweehonderd dollar die hij haar aanbood en toen weer naar zijn gezicht.
'Dat zei Charlie Babbitt,' zei Raymond.
De terugrit naar Los Angeles ging vlug voorbij. De lucht die langs de Buick cabriolet stroomde was heet en droog, maar niet onaangenaam. Susanna zat naast Charlie voorin; Raymond zat achterin en keek beurtelings naar buiten naar het woestijnlandschap en naar een cowboyfilm op zijn kleine draagbare t.v.-toestel. De hand waar hij zo lelijk in gebeten had was nu netjes door Susanna verbonden. Van tijd tot tijd boog Raymond naar voren tussen de voorstoelen om Charlie eraan te herinneren dat hij beloofd had met hem naar een wedstrijd van de Dodgers te gaan. In Los Angeles. Gingen ze daarom niet allemaal naar Los Angeles? Om de Dodgers te zien spelen? Charlie Babbitt had het gezegd. Charlie had die belofte, die hij een week geleden gedaan had, bijna vergeten, maar nu bevestigde hij Raymond dat ze een bezoek aan het Dodger Stadion zouden brengen. 'Wat in het vat zit...' zei hij. Het zat beslist in het vat voor Raymond. Elke spier in Charlies lichaam schreeuwde om rust. Het leek of hij dagen niet geslapen had, want hij en Susanna waren de hele nacht met de liefde bezig geweest. Hoe vaak zouden ze tenslotte de gelegenheid hebben het bed in te duiken in een tweepersoonssuite in een chic hotel? Maar al was hij moe, Charlie voelde zich lekker. Hij had zijn borgtochtsom in zijn zak, zijn meisje weer aan zijn zij, zijn broer op de achterbank; het casino had hem niet in kleine stukjes aan de vissen gevoerd. Het leven was tenslotte toch zo beroerd nog niet.
Eén keer liet hij Raymond zelfs met de Buick rijden. Vijf minuten. Er was geen verkeer op de weg; de auto reed niet meer dan dertig kilometer per uur. Charlie had zijn voet op het gaspedaal, maar Raymond had het stuur in zijn handen en op de achterbank zat Susanna hysterisch te lachen.'Je zit achter het stuur, man. Let op de weg,' waarschuwde Charlie.
'Ik ben... een uitstekend... chauffeur,' zei Raymond. In Santa Monica zetten ze Susanna bij haar flat af en gingen op weg naar Charlies huis. Charlie woonde in een bescheiden flat in een van het miljoen flatgebouwen in Spaanse stijl waarmee de zijstraten van Los Angeles vol zijn. Ze zien er allemaal eender uit. Een hoge avocadoboom laat beurse, oneetbare vruchten vallen op de terracotta dakpannen. Een centrale binnenplaats met een zwembad omgeven door handvormige tuberoosbladeren en de ronde, blauwe bloemschermen als ze bloeien. Soms is het geen blauwe tuberoos; dan is het oranje clivia. Maakt niet uit.
Alle flats op de begane grond komen op de binnenplaats uit. Alle flats op de eerste en tweede verdieping komen uit op een balkon dat op het zwembad uitkijkt. Er is geen derde verdieping. De flats, waarvan het ontwerp geïnspireerd is op de Spaanse koloniale tijd, hebben allemaal muren van pleisterkalk, namaak bakstenen, open haarden en minuscule keukentjes. Het enige verschil is de huur en die is gebaseerd op de geografie; je betaalt voor de ligging van de buurt. Charlies flatje was aan de buitenkant van Brentwood, nog net zo dichtbij dat het dezelfde postcode had, dus de huur was astronomisch.
Charlie duwde de voordeur open voor Raymond en worstelde zich met de koffers in zijn handen langs hem heen, waarbij hij tegen de rugzak van Raymond opbotste. Raymond stond onbeweeglijk in de deuropening rond te kijken. 'Wonen we hier?' vroeg hij eindelijk. 'Ze hebben natuurlijk het bèd verzet.'
'Ray, ik woon hier,' antwoordde Charlie rustig. 'Waar woon ik?'
'Jouw kamer is daar.' Charlie wees naar het kleine extra kamertje, dat hij soms als logeerkamer en soms als kantoortje gebruikte. Er stond een bureau met wat mappen, een paar stoelen, maar het bed zat opgevouwen in een bedbank. Raymond schuifelde erheen om een kijkje te nemen. Onmiddellijk bezorgheid.
'Iemand heeft natuurlijk het bed gestólen. Mijn kamer... is... zonder... zonder... hij is bedloos. Ik zal... bèdloos... zijn... in...'
'In 1988.' Vulde Charlie aan met een glimlach, die Raymond iets scheen te kalmeren. 'Jij krijgt de wonderkamer. Waarin de bank in een bed verandert. Dan schuiven we het onder het raam. Je hebt graag dat het onder het raam staat. Precies... goed.'
Raymond dacht erover na en vond het aanvaardbaar. Maar meteen diende zich nog een probleem aan. 'Natuurlijk zijn mijn boeken...'
'Goed.' Charlie knikte beslist. 'We zullen boeken halen. Ga naar binnen om een lijst te maken. Van wat we nodig hebben.'
Dat ging er goed in. Raymond ging enthousiast zijn kamer binnen, liet zijn rugzak afglijden en diepte er het juiste opschrijfboek uit op. Hij vond het fijn om lijsten te maken; lijsten waren geruststellend, behalve de Lijst van Ernstig Letsel en de Lijst van Onheilspellende Gebeurtenissen. Charlie liep meteen naar zijn antwoordapparaat om zijn telefoontjes af te luisteren. De digitale teller gaf drie aan. Hij drukte op de terugspoel- en daarna op de afspeelknop. 'Dit is de bevestiging van het gesprek van de heer Raymond Babbitt met dokter Marston,' zei een stem met een afgemeten Brits accent. Blijkbaar een dure secretaresse. Morgenochtend tien uur. Roxbury Drive vier-vijf-nul. Tot dan.' Klik. Mooi. Hij had dit gesprek verwacht.
'Hoi, ik ben het.' Susanna's lieve stem kwam zacht uit de telefoon. 'Ik wou even... ik hoopte dat jullie goed thuisgekomen waren, jongens. Zodoende. Ik hoop dat alles goed is met jullie.' Klik. Alleen het horen van haar stem gaf hem al een fijn gevoel.
'Mag ik nu tv. kijken?' riep Raymond uit de kamer ernaast. 'Meneer Babbitt, met Walter Bruner.' De laatste boodschap kwam als een volslagen verrassing voor Charlie. 'Ik zit in het Bonaventure-hotel. Ik denk dat wij eens moeten praten.' Klik.
0, shit! Bruner! Charlie was niet klaar voor Bruner. Charlie voelde de moed in zijn schoenen zinken. Hij had niet verwacht dat de psychiater helemaal hierheen zou komen om hem op te sporen. Maar, bij nader inzien, waarom niet? Er stond hier meer dan drie miljoen op het spel. Voor zo'n bedrag zou Charlie met zijn neus een pinda helemaal naar Nieuw-Zeeland duwen. Met een balletrokje aan. Het was alleen maar dat Wallbrook nu zo ver weg leek, alsof het lang geleden was, in een ver verleden. Charlie associeerde Raymond niet meer met Wallbrook. Ze waren broers. Nadat Charlie dokter Bruner in diens hotel gesproken en een afspraak voor een bezoek gemaakt had, had hij alleen nog tijd om te douchen, zich snel te scheren en een sporthemd en spijkerbroek aan te trekken. Raymond zat in zijn kamer tevreden op zijn bedbank naar herhalingen van t.v.-spelletjes te kijken en maïs-chips te eten.
Toen dokter Bruner bij de flat aanbelde, liet Charlie hem met tegenzin binnen en keek over de schouder van de dokter om zich ervan te overtuigen dat Bruner geen knokploeg meegebracht had om Raymond met geweld weg te halen. Maar de dokter was helemaal alleen en hij leek zelfs niet boos te zijn. Hij kwam de flat binnen met een vriendelijke glimlach en één vraag. 'Raymond?' 'In die kamer.'
Dokter Bruner liep naar de deuropening van Raymonds kamer en keek naar binnen. Hij zag er gezond, ongedeerd en helemaal als Raymond uit. Hoewel dokter Bruner nota nam van het feit dat Raymonds hand verbonden was, zei hij niets. 'Kunnen we ergens onder vier ogen praten?' vroeg de psychiater. 'Buiten.'
De twee mannen stapten naar buiten de binnenplaats op en lieten de deur op een kier staan, zodat Charlie Raymond kon horen als zijn broer iets nodig had.
'Ik zal meteen ter zake komen,' zei de dokter resoluut. 'Op dit moment ontmoet mijn advocaat jouw advocaat. Om hem uit te leggen... hoe de feiten liggen.'
'Hoe de feiten liggen,' herhaalde Charlie, zonder zijn stem te verheffen.
Bruner knikte en stak zijn hand in zijn zak. Hij haalde er een officieel uitziend document uit en stak het Charlie toe, die ernaar keek, maar het niet aanraakte. 'Dit is een tijdelijke ondertoezichtstelling, die jou, op straffe van rechtsvervolging, verbiedt Raymond ergens anders heen te brengen. Tot na de hoorzitting.'
De dokter keek de jongeman scherp aan, maar Charlies gezichtsuitdrukking veranderde niet. Hij mocht barsten als hij van plan was zich door deze zieleknijper van zijn stuk te laten brengen.
'Weet je, Charlie,' vervolgde dokter Bruner, 'als de hoorzitting voorbij is, zal Raymond gedwongen in Wallbrook opgenomen worden. Voor de eerste keer in zijn leven. En dat heeft hij aan jou te danken.'
Charlies kin ging strijdlustig omhoog. 'Dat maakt de rechter uit, niet?'
'De rechter luistert naar de psychiatrisch onderzoeker. Zijn naam is dokter Marston. Je zult hem morgenochtend ontmoeten.'
'Fantastisch. Misschien dat die knaap niet vooringenomen is.' Maar Charlie kreeg weer dat zware, moedeloze gevoel, diep in zijn buik. Ze begonnen hem met zijn allen in te sluiten; die zieleknijpers trekken allemaal één lijn. 'Ik heb hem dozen vol dossiers over Raymond gegeven,' zei dokter Bruner, met de schaduw van een glimlach. 'Dozen vol. Dit is geen dubbeltje op zijn kant, jongen. Het is een formaliteit. Je broer is een ernstig... gehandicapt individu. Is dat je niet opgevallen?'
'Nou, u zou hem nu eens moeten zien,' blafte Charlie heftig. 'Wat hij kan. Hij... hij glimlacht, verdomme!' 'Ik weet het,' antwoordde Bruner. 'Susanna heeft het me verteld.'
Susanna? Wat was er in godsnaam aan de hand? 'Ik heb haar vandaag opgezocht,' legde de psychiater uit. Zij denkt dat Raymond vooruitgegaan is.' Hij glimlachte. 'Ze denkt zelfs dat jij vooruitgegaan bent. Ik hoop dat ze gelijk heeft. Wat jou betreft. Watje broer betreft, tsja, ik weet dat het makkelijk is je door je enthousiasme mee te laten slepen.
Verandering van omgeving, nieuwe avonturen, en het kan erop lijken dat ze opbloeien. Tijdelijk.'
Charlie voelde de boosheid in zich opwellen. Wat wist deze knaap van de dagen die hij met Raymond doorgebracht had? Geen fluit! Hij was er niet eens bij geweest! Hij had helemaal niets gezien!
'Ze blijven op een punt in hun ontwikkeling steken,' vervolgde de dokter. 'En daarna krijgen ze een terugval. Iemand die zijn hele leven al autistisch geweest is genees je niet in één vakantie, Charlie.' Hij schudde zijn hoofd. 'Maar toch,' zei Charlie, 'is het pas afgelopen als het afgelopen is.'
De glimlach van dokter Bruner verdween en er kwam een nieuwe, strenge uitdrukking voor in de plaats. 'Het is van het begin af een verloren zaak geweest, Charlie. Toen je vader mij als trustee aanstelde, heeft hij mij volledige vrijheid van handelen gegeven. Dat betekent dat ik je geen cent hoef te betalen, of je de voogdij over Raymond krijgt of niet.' Dat was een rake klap en je kon aan Charlies gezicht zien dat hij erdoor verrast was en dat hij hard aangekomen was. Maar hij zei niets, vastbesloten om tot elke prijs kalm te blijven. 'En daardoor heb ik de kansje te verrassen,' vervolgde dokter Bruner. 'Ik ben hierheen gekomen met een chequeboek. Het is van Raymond. En ik ben bereid een cheque voor je uit te schrijven. Een heel, heel grote.' 'En hoe dat zo?'
'Ik denk dat je geen schijn van kans hebt, Charlie. Maar ik ben niet bereid dat risico te nemen. Het leven en geluk en welzijn van je broer zijn hiermee gemoeid. Die zijn heel kostbaar voor mij. Ik ben niet van plan ermee te gaan gokken, hoe veilig de kansen ook zijn.'
'U koopt me af.' Er speelde een cynische grijns om Charlies lippen. Hij is bang dat ik een reële kans heb.
'Ik ben er verantwoordelijk voor dat Raymonds geld zo uitgegeven wordt dat hij er profijt van heeft. En hij zal zijn geld nooit beter kunnen besteden.' 'Hoeveel?'
'Tweehonderdvijftigduizend dollar. En geen voorwaarden.
Gewoon aanpakken en... wegwezen.' Dokter Bruner haalde het chequeboek te voorschijn en een Mont Blanc-pen met een massief gouden punt, schreef de cheque uit en overhandigde hem hoffelijk aan Charlie.
Charlie nam de cheque met een ernstig gezicht aan en las hem aandachtig. Hij was heel mooi geschreven; het handschrift van dokter Bruner was bijna calligrafie. 'Charles Babbitt,' stond er, 'de som van tweehonderdvijftigduizend dollar en geen cents.' Schitterend. Zonde om zoiets moois te verzilveren. Even mijmerde Charlie over het goede leven dat je met een kwart miljoen dollar zou kunnen kopen. Toen scheurde hij de cheque, zonder een woord, langzaam in vier precies gelijke stukken en gaf ze beleefd aan dokter Bruner terug. Het gesprek was afgelopen.
Natuurlijk had Raymond het muurvast in zijn hoofd zitten dat het vandaag de dag was dat ze naar het Dodger Stadion gingen om de honkbalwedstrijd te zien. En toen Charlie gedwongen was hem te vertellen dat er in de héél nabije toekomst geen honkbalwedstrijd was, raakte Raymond daardoor natuurlijk zo van streek dat hij zich diep in zichzelf terugtrok en een van zijn denkbeeldige hoofdklasse-wedstrijden begon te werpen.