Rain man (20 page)

Read Rain man Online

Authors: Leonore Fleischer

BOOK: Rain man
10.25Mb size Format: txt, pdf, ePub

Had hij niet tegen Raymond gezegd nooit een kaart te nemen bij achttien? Bij achttien pas je.

'Wilt u een kaart?' vroeg de dealer verrast.

'Hij wil geen kaart. Ray, je hebt achttien,' kwam Charlie er vlug tussen.

'Ik wil een kaart,' hield Raymond aan.

Met een licht schouderophalen gaf de dealer een kaart uit de slof. Het was klaveren tien. Raymond verloor. Wat erger was, de kaart had Charlies rechtmatige tien moeten zijn. Raymond had moeten passen, dan zou Charlie zijn twintig gehad hebben. Bijna zeker goed genoeg om het huis te verslaan, dat op vijftien stond. Ze zouden allebei gewonnen hebben. Maar bij Raymond was er iets scheef gegaan en nu hadden ze deze slag allebei verloren.

'Zie je, je hebt mijn kaart genomen,' zei Charlie met een boos gezicht, niet in staat zijn irritatie te verbergen. Fout. Raymond, die hem letterlijk aan zijn woord hield, tilde de klaveren tien van zijn stapeltje en legde hem netjes op dat van Charlie. Hij streek hem zelfs glad,zodat hij er beter uit zou zien. 'Ik kan de jouwe niet nemen,' zei Charlie, terwijl hij Raymonds kaart teruggaf. 'Ik moet hem zelf hebben.' Fout nummer twee. 'Er zijn er zat,' zei Raymond vol vertrouwen.

Bij die woorden lichtte er iets op in de ogen van de dealer. Heel even maar, maar Charlie zag het en begon zich ongerust te maken. Toch verdubbelde hij zijn inzet. Hij scheidde zijn zes van zijn vier en verdubbelde zijn inzet voor twee handen in plaats van een. De dealer keek alleen maar even zijn kant uit, de slof bleef even stilstaan. 'Zat en nog eens zat,' zei Raymond.

De slof ging de tafel rond en deelde kaarten uit. Een vrouw aan de knaap aan het hoofd van de tafel, tien aan de vrouw die naast hem zat. Charlie kreeg een boer. En voor zichzelf draaide de dealer weer een vrouw om. Het huis verloor en Charlie haalde een grote stapel fiches binnen.

'Zat en nog eens zat,' zei Raymond weer. Weer dat vonkje in de ogen van de dealer, deze keer een beetje sterker. Zat en nog eens zat tienen. Was die knaap bezig kaarten te tellen? Hij moest nog maar een spel in de slof stoppen. De volgende kaart uit de slof was de witte merkkaart, die aangaf dat er opnieuw geschud moest worden. Raymond was degene die aan de beurt was om hem in de slof terug te steken voor de volgende keer dat er geschud zou worden, dus legde de dealer hem beleefd op het groene vilt van de tafel voor hem.

Dat bracht Raymond volledig van zijn stuk; hier had Charlie niets van gezegd. Toen de dealer hem afwachtend aankeek, keerde hij zich met een niet-begrijpend gezicht naar zijn broer.

'Stop de merkkaart tussen de kaarten, Ray.' 'Waar?'

'Waar u maar wilt, meneer,' zei de dealer. Met aarzelende vingers pakte Raymond de witte merkkaart op en keek naar Charlie, vragend om morele steun. Charlie knikte hem bemoedigend toe, maar Raymond hield de kaart in zijn hand, niet in staat iets te doen. Hij bleef naar de merkkaart in zijn handen staren en naar de grote slof vol kaarten voor hem. Heen en weer, heen en weer, terwijl iedereen naar hem keek en zich afvroeg wat er in vredesnaam aan de hand was. Charlie knikte nog eens, dringender nu. Hij was als de dood dat de tafel door zou krijgen wat er met Raymond aan de hand was, dat er een steekje aan hem los was. 'Vandaag,' zei Charlie.

Raymond keek op; zijn gezicht was een vraagteken. 'Doe het vandaag nog,' zei Charlie ongeduldig. 'Donderdag,' zei Raymond en hij ging weer aan zijn werk, het onoplosbare dilemma van de merkkaart en de slof. Hij hield de witte kaart boven de slof, trok hem terug, hield hem erboven, trok hem weer terug...

'Wil je hem er nu gewoon in stoppen?' snauwde Charlie, die zijn kalmte verloor, en hij gaf Raymond een tik op zijn schouder.

Raymond kromp ineen. Hij bewoog zijn handen en de witte merkkaart lag begraven tussen de kaarten. Dat was nog nèt goed afgelopen, maar niet zonder dat iedereen aan de tafel gezien had hoe het drama zich ontvouwde en er misschien het zijne van gedacht had.

'Kom ik nu op de lijst?' vroeg Charlie luchtig, maar toch niet alleen als een grapje. Het speet hem echt dat hij Raymond geraakt had, al was het dan maar een tik geweest. Raymond dacht even over de vraag na. 'Het was geen Ernstig Letsel,' besloot hij. 'Je bent natuurlijk nummer achttien...' 'In 1988, ja,' zei Charlie glimlachend. 'Nou, vertel me dan eens, hoe kom je, eh, weer van de lijst af?' Hij keek zijn broer ernstig aan.

'Mensen komen òp de lijst. Ze gaan er niet af.' Dat klonk nogal beslist.

Charlie knikte een beetje bedroefd en hij werd verrast door dat gevoel. Hij wou dat zijn naam niet op de Lijst van Ernstig Letsel van zijn broer stond. 'Inzetten, heren?' maande de dealer.

Charlie keek geschrokken op. Even was hij bijna vergeten waar hij was en waarvoor hij er was. Even was hij alleen geweest met zijn broer; hij en Raymond hadden alle anderen buitengesloten. Vier paar ogen, van drie andere spelers en de dealer, staarden hem verwonderd en nieuwsgierig aan. Raymond legde één fiche in zijn box, voor Charlie een teken dat de kansen niet gunstig voor hen waren. Dus zette Charlie ook één fiche in.

'Oeps,' zei Raymond plotseling. Het verkeerde teken. Hij zette een tweede fiche in. Haastig duwde Charlie een grote stapel fiches in zijn box.

'Bent u klaar, heren?' vroeg de dealer, geamuseerd. Hij deelde uit de slof. Raymond trok een negentien en Charlie... 'Blackjack,' riep de dealer. 'Het huis betaalt dubbel.' De andere spelers verloren, maar de dealer trok een harten vijf bij de zestien die hij had. 'Eenentwintig. Zo heet het spel,' riep hij en hij haalde alle fiches naar zich toe behalve die van Charlie.

Charlie grijnsde opgetogen terwijl hij zijn winst binnenhaalde. De speler naast Raymond, een grijzende zakenman met een duur pak aan, boog zich voorover en sprak hem aan. 'Mooie stropdas hebt u daar om.' 'Hij is groen.' 'Dat heb ik gezien.'

'In mijn tehuis,' zei Raymond vertrouwelijk, 'word je... word je geknépen, hard geknepen en krijg je een klap, als je... als je... geen groen draagt op St. Patricks Dag!' De grijzende man zette grote ogen op van verbazing. 'Ja, maar, eh, St. Patricks Dag is pas over acht maanden.' Nu hield het spel op. Calloway, de toezichthouder, vergezeld van een wachter in uniform, kwam op zijn ronde naar de tafel. Het was tijd om de volle geldkist naar de kluis van het casino te brengen en de fiches die de dealer nog over had te tellen om vast te stellen of ze overeenkwamen met de uitbetalingen. De toezichthouder had een klembord bij zich, waarop een geel schrijfblok bevestigd was; de aanblik ervan deed Raymond de ogen opensperren. Een klembord. Zo'n ding zou hij kunnen gebruiken.

'Houen zo,' zei de speler, terwijl hij jaloers op Charlies stapel fiches wees. 'Jullie kunnen geld dragen op St. Patricks Dag. Kunnen wij jullie geheim eens horen? Hoe komt het dat jullie het zo goed doen?'

'We spelen vals,' antwoordde Charlie luchtig. De toezichthouder was nu de overgebleven fiches aan het tellen. Hij schreef de bedragen op zijn gele schrijfblok. Raymond hield geen oog van hem af en maakte aanvullende aantekeningen in zijn eigen denkbeeldige opschrijfboek. De dealer grijnsde naar hem.

'Hij telt alleen de fiches in mijn rek maar,' zei hij tegen Raymond.

De uitdrukking op het gezicht van Raymond veranderde niet. 'Er zijn honderdtweeëntachtig witte en honderdnegenenvijftig groene en vierennegentig rode en drieënzeventig zwarte,' zei hij in één adem.

Hier keek Calloway geschrokken van op. Hij maakte zijn telling af en controleerde zijn cijfers met die van Raymond en zijn gezicht was nog verbaasder dan daarvoor. 'Eh, dank u,' zei hij, starend naar Raymond, die hem een lege, starende blik teruggaf.

De wenkbrauwen van de dealer schoten verrast omhoog. 'Wat? Hebt u de hele tijd zitten tellen?'

Raymond keek geschrokken. Dit was de vraag waarvoor Charlie hem gewaarschuwd had en als hij het verknoeide, zou Charlie zich nooit meer met hem bemoeien. Nooit, nooit, nóóit! Hij deed zijn mond wijdopen en deed hem met een klap weer dicht. Waffel dicht.

'Hij bedoelt de fiches, Ray,' zei Charlie haastig voor Raymond iets kon zeggen dat hen verdacht zou maken. 'Ja,' zei hij tegen de dealer, 'dat doet hij graag.' Charlie begon zich een klein beetje onbehaaglijk te voelen. Er werd te veel gepraat rond Raymond; er werd te veel onwelkome aandacht aan zijn broer besteed.

De toezichthouder vertrok met de geldkist vol geld en nu ging de slof de tafel weer rond. Raymond had twee fiches ingezet, om aan te geven dat er hopen tienen in de slof zaten. Charlie, die zijn voorbeeld volgde, had hoog ingezet. Duizend dollar, zijn grootste inzet tot nu toe. Nu was het erop of eronder.

Die bovenste beste Raymond. Hij had een twintig getrokken. En Charlie een goede elf. Elke tien zou hem blackjack opleveren. De kansen om te winnen waren uitstekend. Charlie verdubbelde zijn inzet. Er lagen nu tweeduizend dollar van zijn winst in zijn box, die afhingen van het omdraaien van een kaart.

Raymond knikte naar de dealer om aan te geven dat hij nog een kaart wilde hebben. De tafel hield verbaasd de adem in. Hij vroeg nog een kaart te trekken bij twintig punten. Het was al erg genoeg dat Raymond bij achttien nog getrokken had, tegen al Charlies aanwijzingen in. Maar een twintig! De kansen dat hij bij de volgende kaart alles verliezen zou waren astronomisch, vooral als de slof met hopen tienen gevuld was. Bovendien was twintig bijna zekere winst. De dealer stond op zestien.

'Jij hebt geen kaart nodig, Ray,' zei Charlie heel beslist. 'Je hebt twintig.'

Maar Raymond bleef naar de dealer knikken; ja, laat mij het nog maar eens doen.

'Geen goed idee, Ray,' zei de speler met het grijze haar die naast hem zat.

'Ray, ik heb net mijn inzet verdubbeld op een elf hier,' gromde Charlie wanhopig tussen zijn opeengeklemde tanden door. 'Dit zijn tweeduizend dollars!' Raymond keek zijn kant niet uit. Charlie boog zich naar zijn broer over. Paniek nu. 'Ray, als jij mijn tien inpikt, dan... dan trek ik je broek nog vijftien centimeter omhoog. Dan zit hij tot over je oren!' 'Ik wil een kaart,' zei Raymond weer tegen de dealer. Zijn gezicht had geen enkele uitdrukking.

De dealer keek de tafel rond en haalde zijn schouders op. Het zou hem een zorg zijn als de spelers gek waren. Hij schoof de slof naar Raymond toe en gaf hem een kaart. Het was een aas. Een aas! Raymond had eenentwintig. En nu de kaart voor Charlie. Een vrouw. Charlie had eenentwintig.

Charlie kon zijn ogen nauwelijks geloven. Hij slikte heftig en het zweet stond in zijn handen. Wat Raymond betreft, het enige dat hij zei was: 'Zo heet het spel.'

Er gebeurt niet veel in een casino waar het casino niet van weet. In elk casino is een 'oog in de lucht', een soort venster waardoor leidinggevend personeel van het casino op het spel neer kan kijken door een doorkijkspiegel. Als ze iets zien dat anders is dan anders, iets... origineels, kunnen ze het in de gaten houden, nagaan hoe het zich ontwikkelt en beslissen tot welke actie ze over zullen gaan.

En het casino had zijn 'oog in de lucht' het laatste uur al op Charlie en Raymond Babbitt gericht gehad. Donahue, een wachter met een toneelkijker, had Charlies fiches zich op zien stapelen. Een dienstdoende chef, een gedrongen man die Rosielli heette, kwam achter hem staan en keek over zijn schouder.

'Die zelfde twee knapen?' vroeg hij.

'Ja. Die knul zit al hoog en hij komt nog steeds hoger,' antwoordde Donahue. 'Wat zie je?'

De wachter liet nadenkend zijn kijker zakken. 'Nou, ik heb nog geen vals spel gezien, geen van de bekende trucs. En we wisselen de spellen voortdurend, dus hij kan geen kaarten merken.'

'Dan blijft dus alleen tellen over.' Rosielli's ogen vernauwden zich. 'Hij zit dus te tellen. Geef hem een grotere slof.' Donahue haalde zijn schouders op. 'Dat hebben we gedaan. We zitten nu al aan de zes. Er is niemand op de wereld die kan tellen bij een slof van zes spellen.'

'Nou. Dan heeft hij gewoon de wind mee.' Maar Rosielli geloofde het zelf niet. Er moest iets zijn, iets belangrijks, dat hun ontging.

Donahue richtte zijn kijker weer op de vloer, op zoek naar de blackjacktafels. 'Dan heeft hij wel lang en onafgebroken de wind mee. Het lijkt wel een machine.'

Rosielli dacht even na. Zijn wenkbrauwen kwamen boven zijn neus bij elkaar en er verscheen een harde uitdrukking op zijn gezicht. 'Neem een videoband van hem op,' besloot hij. 'Kelso heeft er al een besteld,' zei Donahue.

Toen ze eindelijk opstonden van de blackjacktafel, was Charlie uitgeput en had hij al zijn energie verbruikt. Hij had het gevoel dat zijn hersens gefrituurd waren. Raymond daarentegen leek helemaal niet moe te zijn. Hij was nog actief en klaar om er nog een paar uur tegenaan te gaan. Het kaarttellen had hem gestimuleerd; zelfs hij had iets meegekregen van de opwinding van het winnen. Raymond was zich ervan bewust dat hij het er goed afgebracht had en dat Charlie Babbitt tevreden over hem was.

Het was nog vroeg, nog geen acht uur. Maar toch zeiden al Charlies instincten hem dat hij er nu mee op moest houden, terwijl ze nog op een flinke winst stonden. Ze hadden veel gewonnen, erg veel. Morgen was er weer een dag. Nog één dag in Vegas en ze konden weggaan als twee keizerlijke overwinnaars, die op de schouders van slaven rondgedragen werden. Deze tafel was net iets te onbehaaglijk geworden voor Charlie. Hij en Raymond hadden al te veel de aandacht getrokken van de dealer en van de andere spelers. Die knappe man met het grijze haar leek beslist door hem geboeid te zijn. Morgen konden ze het, met een andere tafel, een andere dealer en een andere groep spelers, nog eens doen. Dat wil zeggen, Raymond kon het nog eens doen. Charlie deed maar voor spek en bonen mee, zo voelde hij dat tenminste. Charlie had de volgende dag ook nodig om een paar dingen met Raymond door te nemen, een paar van die beslissende kleine details die hij vergeten had, bijvoorbeeld dat Raymond er vandaag een potje van gemaakt had door de aandacht op zich te vestigen. Morgenavond zou Ray volmaakt rolvast zijn en de volgende dag zouden ze, na hun omweg over Las Vegas, in triomf op weg zijn naar Los Angeles. Maar eerst had Charlie een warm bad nodig en een nachtje lekker slapen... en nog een gesprek met Susanna. Vanaf het ogenblik dat ze verontwaardigd uit Cincinnati vertrokken was, had hij ergens van binnen een leeg gevoel gehad. Hij miste haar erg, hoewel het niet in zijn hoofd opkwam dat aan zichzelf of aan haar toe te geven. Hij miste haar gedeeltelijk om haar praktische humor, gedeeltelijk om de seks, maar een groot deel van hem miste haar omdat ze zo'n meid uit één stuk was, zo evenwichtig, zo normaal.

Other books

Olivia by Lori L. Otto
Blue Heaven by Joe Keenan
Harriet by Jilly Cooper
Naughty Wishes 4: Soul by Joey W. Hill
Heart to Heart by Lurlene McDaniel
The Flower Arrangement by Ella Griffin