Authors: Leonore Fleischer
En Charlie, die altijd minachting gevoeld had voor verliezers en stumpers, nooit medelijden, zag het allemaal en werd verscheurd door medelijden met zijn broer. Zachtjes strekte hij zijn handen naar Raymond uit en omvatte het achterhoofd van zijn broer.
'Het is goed, hoor,' zei hij zacht. 'Het is goed hoor. Ik ben niet verbrand. Met mij gaat het prima.' Bij die aanraking van Charlie verstijfde Raymond. Niet aanraken. Raak hem nooit aan. Charlie trok zijn handen terug. 'Je verbrandde,' zei Raymond met zachte, verstikte stem. 'En je was... nog maar een baby. Verbrand. En ik moet... naar mijn thuis.' Hij hield zijn gezicht van dat van Charlie af gewend en keek over Charlies schouder.
'Nee, Ray,' zei Charlie ernstig, terwijl zijn ogen die van Raymond zochten in een poging contact te maken, 'ik verbrandde niet. Hij was gewoon een idioot. Kijk me aan. Kijk me aan. Alsjeblieft. Dat was toen mama gestorven was. Daarom liet hij je opbergen, die schoft.'
Maar Raymond stond nog steeds over Charlies schouder te staren met een verslagen uitdrukking op zijn gezicht. Charlie draaide zich om en zag dat het water nog steeds uit de kranen stroomde. De angstaanjagende waterstroom vulde de kuip. Snel vloog hij op de kranen af en draaide ze dicht.
Toen hij zich weer omdraaide, vond Charlie Raymond op zijn knieën op de natte tegels van de badkamer. Hij zat daar geknield, bewegingloos, met zijn ineengeklemde handen stijf tegen zijn borst gedrukt, zijn ogen star op de kranen gericht, die nu gesloten waren. 'Ray? Ray? Ze zijn dicht. Het is in orde.' Maar Raymond was te ver weg om nog troostwoorden te horen. Het opnieuw doorleefde trauma van de vierentwintig jaar oude nachtmerrie was te veel voor hem geweest en hij had zichzelf dichtgedraaid, net als de kranen, en zich teruggetrokken naar een plaats van ijs en bittere kou. Hij rilde en zijn tanden klapperden en hij wiegde naar achteren en naar voren, naar achteren en naar voren, alsof hij probeerde warm te blijven. Wiegend en starend naar de kranen. 'Jezus!' riep Charlie ongerust uit. 'Heb je het koud, Ray? Wacht even.' Hij rende de slaapkamer in en keek rond op zoek naar iets dat hij gebruiken kon, trok toen een deken van het bed en nam die mee terug de badkamer in. Charlie knielde naast zijn broer op de vloer en wikkelde Raymond zorgzaam in de deken.
Toen hij de warmte en de ruwe, wollige stof van de kriebelende deken om zich heen voelde, ontspande Raymond zich een beetje. Het rillen hield op. Toen hield, even later, ook het wiegen op. Maar hij wendde zijn starende ogen geen ogenblik van de kranen van het bad af, alsof ze een kwaadaardige, geheimzinnige macht bezaten om hem te hypnotiseren. En nog even later begon het gefluister. Fluister. Fluister. Fluister. Fluisterfluisterfluister. Een mantra van waanzin. 'Wat is er, Ray?' vroeg Charlie zacht. 'Geheime gedachten?' Hij boog zich dichter naar zijn broer om beter te kunnen horen.
'C-h-a-r... l-i-e...,' spelde Raymond fluisterend. 'C-h-a-r... l-i-e... C-h-a-r... l-i-e...' Steeds opnieuw. Een beschermende litanie, een tovernaam.
Charlie, die op zijn hurken zat, ging wat naar achteren, verbijsterd, terwijl de pijn van het medelijden zich van zijn hart door zijn hele lichaam verspreidde. Hij wilde zijn handen uitsteken en zijn broer in zijn armen nemen om hem te troosten
maar hij wist dat zo'n gebaar Raymond buiten zichzelf zou brengen. Niet aanraken. Hem nooit aanraken. Maar hij moest iets doen, hij moest hem op de een of andere manier terugbrengen. Charlie begon te zingen. 'She was just seventeen. You know what I mean.
And the way she looked was way be-yond com-pare. So how could I dance with another...'
Het gefluister van Raymond stierf weg en zijn ogen hielden op met naar de kranen te staren.
'Oooooh, when I saw her standing there?' besloot Charlie. Hij keek scherp naar zijn broer en het leek hem dat Raymonds gespannenheid iets verminderd was, hoewel hij nog opgesloten zat in zijn privé-wereld, buiten Charlies bereik. Jezus, flitste het door Charlies brein. Wat een ironie! Wie is nu de Rain Man? Wie zingt er en wie is de baby met de deken om? Rain Man, Rain Man, ik hou van je. Alleen kon Raymond niet van iemand houden. Zou dat ook nooit kunnen. Dat onderdeel ontbrak.
Het was laat, heel laat. Raymond sliep heerlijk op een van de twee bedden in de kamer, maar Charlie lag klaar wakker in het andere te roken en te denken. Nee, niet zo zeer te denken, als te proberen met te denken. Charlie was nog nooit in zijn leven zo moe geweest. Hij was totaal uitgeput en elke spier in zijn lichaam deed pijn. Hij voelde zich of hij een pak slaag gehad had, van binnen en van buiten, en of al zijn inwendige organen in elkaar gestompt waren. Dit was tot nu toe de zwaarste nacht van zijn leven geweest, nog erger dan de nachten direct nadat hij van huis weggegaan was en op de loop was, bang zoals alleen een kind bang zijn kan dat geen thuis heeft en geen vader en moeder.
Hij had pijn; hij was eenzaam en hij had menselijke troost nodig. Charlie die nooit van wie dan ook iets nodig had, die als hij een verhouding had, altijd de dichtstbijzijnde uitgang in het oog hield, die iedereen manipuleerde met wie hij in aanraking kwam, die de toon aangaf en de dans leidde zonder de band te betalen - die zelfde Charlie Babbitt gaf nu zichzelf toe dat hij iemand nodig had om van te houden, iemand die ook van hem zou houden. Hij had Susanna nodig. Het was laat, ja, maar het was een uur vroeger in Santa Monica. Charlie trok het telefoontoestel naar zich toe en draaide het nummer van Susanna.
Aan het andere eind van de lijn hoorde hij rinkelen en met een hart dat in zijn keel klopte wachtte Charlie tot zijn meisje de hoorn op zou nemen. 'Hallo?'
'Hoi, ik ben het,' zei hij zachtjes. Geen antwoord. Niets.
'Nou, je hebt niet opgehangen. Betekent dat dat we verloofd zijn?'
Susanna hapte niet. 'Hoe gaat het met je broer?' vroeg ze eindelijk.
'Nou ja, je kent Ray. Voortdurend feest.'
Daar gaf Susanna geen antwoord op. Als hij niet ernstig kon zijn...
'Ik... ik wou alleen maar horen dat het niet voorbij is,' zei Charlie in de hoorn. Als hij haar gezicht maar zien kon, in plaats van afhankelijk te zijn van die verdomde telefoonlijnen. Als hij haar maar in zijn armen kon houden, dan zou hij haar over kunnen halen om bij hem terug te komen. Toen Susanna niets zei, voegde hij eraan toe: 'Ik bedoel, ik ben bang. Ik ben bang dat het voorbij is.' Charlie hield zijn adem in en drukte de hoorn stijf tegen zijn oor, om geen enkel geluid te missen.
Susanna zuchtte. 'Vraag me dat vandaag niet, Charlie. Het antwoord zal je niet aanstaan. Laat het rusten.' Charlie grinnikte bitter. 'Dat is iets waar ik niet goed in ben, dingen laten rusten.'
'Er zijn een heleboel dingen waar jij niet goed in bent,' antwoordde Susanna met dezelfde bitterheid. Zij was gekwetst en erg ook en ze stond niet te trappelen om in de ring terug te springen voor de volgende slopende ronde tegen de kampioen. De littekens waren nog te vers.
'Nou,' antwoordde Charlie moeilijk, 'ik zal een opschrijfboekje van Ray zien te krijgen, dan kan ik een lijst aanleggen.' Hij wachtte tot Susanna zou reageren op zijn zielige grapje, tot ze iets zou zeggen, en toen ze dat niet deed flapte hij zijn plan eruit. 'Ik ga... zorgen dat ik de voogdij over Ray krijg. Van het Hof. Het begint met een gesprek met een zieleknijper, zodra ik terug ben.'
Had hij zijn verstand verloren? 'Charlie dat win je nooit van je leven. Geen schijn van kans.' 'Ik zal het winnen. Ik moet wel.'
'Dokter Bruner heeft meer dan twintig jaar voor hem gezorgd. Jij kent hem al vier dagen. Hoor je niet hoe onzinnig je plan klinkt?' Ze zweeg even; ze wist niet met wie ze meer te doen moest hebben, met Raymond of met Charlie. Maar het gevoel van saamhorigheid zat diep bij Susanna. 'Hoor je het zelf niet?' voegde ze er ernstig aan toe.
Ze begreep het niet. Niemand begreep het. 'Nou, ik zal je bellen als ik thuiskom. Goed?'
Susanna zei geen ja, maar ze zei ook geen nee. Charlie putte zoveel troost als hij kon uit dat feit.
'Tot kijk, hè,' fluisterde hij en toen Susanna niet antwoordde, hing hij de hoorn op en zette het toestel weer op het nachtkastje. Charlie draaide zich op zijn rug, pakte de asbak en zette die op zijn borst. Rustig rokend staarde hij het donker in. Op de bodem van het bad in de badkamer van het motel dreef een foto. Hij was verkreukeld en een beetje verbleekt, maar er was duidelijk een jongen van achttien op te zien en een baby met een deken om zich heen. Broers.
Het was intussen echt wel tijd om voor Raymond wat nieuwe kleren te kopen. Zijn enige overhemd en broek werden behoorlijk vuil en zijn ondergoed begon een onaantrekkelijke tint grijs aan te nemen. Het probleem was alleen geld. Charlie kwam slecht in zijn contanten te zitten; de Buick zoop benzine op de dorstige manier waarop auto's uit 1949 pre- OPEC brandstof zopen. De motelrekeningen voor twee waren niet laag, maar vooral hun maaltijden en de voortdurende processie van zoutjes voor Raymond waren duur. Raymond was op zijn gelukkigst, als je het zo kon noemen, als hij een zakje minifrietjes of kaascrackers openscheurde. Charlies bankrekening was onder het nulpunt gezakt en de laatste keer dat hij zijn magneetpasje gebruikt had om geld uit de muur te halen, had de automaat geweigerd geld af te staan. Als hij het nog eens probeerde te gebruiken, zou de automaat het waarschijnlijk uitkauwen, in Charlies gezicht spugen en hem onder arrest plaatsen.
Ze leefden nu van Charlies American Express-kaart, maar omdat hij al in geen twee maanden zijn rekening betaald had, kwam het einde van zijn krediet ook in zicht. De kaart kon nu elk ogenblik geweigerd worden en wat dan? Natuurlijk deelde Charlie geen van deze zorgen met zijn broer; zelfs al begreep Raymond het niet, en het was onwaarschijnlijk dat hij het zou begrijpen, dan nog zou hij de strekking van het verhaal kunnen vatten en in paniek raken.
In een buitenwijk van Albuquerque reed Charlie een winkelcentrum op waar een K-Markt was en werd Raymond van het hoofd tot de voeten in het nieuw gestoken, met welwillende medewerking van AmEx. Nieuw ondergoed en sokken, een splinternieuwe katoenen broek en overhemd. Zijn nieuwe uitrusting leek hem plezier te doen; in elk geval trok hij zich niet terug toen hij kleren aan het passen was en maakte hij geen scène.
Gedeeltelijk om hem te belonen en gedeeltelijk om gevaarlijke herhalingen van de scène op de veranda van de boerderij te voorkomen, gooide Charlie er een Watchman tegenaan, een klein Sony t.v.-toestelletje aan een leren polsband, dat Raymond makkelijk mee kon dragen. Op die manier, zei Charlie, zou hij Wapner altijd 'bij de hand' hebben. Hoewel het grapje Raymond ontging, werd de Watchman in ontvangst genomen met iets dat dichter bij enthousiasme kwam dan alles wat Charlie tot nu toe van zijn broer gezien had en het gaf hem een fijn gevoel dat hij Raymond een beetje plezier kon geven.
Raymond hield zijn nieuwe kleren meteen aan. Charlie ging naar de wasserette ernaast, gooide Raymonds oude kleren en een paar dingen van zichzelf in de was en liet zijn broer op de bank voor de machines achter met een zak maïs-chips, terwijl hij de cabriolet voltankte. Toen Charlie terugkwam in de wasserette, zat Raymond precies waar hij hem achtergelaten had en keek toe hoe de kleren almaar ronddraaiden in de droogtrommel. Rond en rond. Rond en rond. Charlie liep erheen en ging naast zijn broer op de bank zitten. Raymond keek niet op; zijn ogen waren op de droogtrommel gevestigd: rond en rond.
'Kijk, voor dit soort dingen moet je nou uitkijken als je die zieleknijper ziet,' mopperde Charlie. 'Zomaar zitten staren, zoals nu, nergens naar. Ik bedoel, als hij dat één keer ziet, sluit hij je weer op in de dierentuin.'
Maar Raymond luisterde niet; hij was ergens anders met zijn gedachten.
'Zie je die rode,' zei hij toonloos. 'Hij valt altijd net op dezelfde manier.'
Charlie keek naar de tuimelende was en hij zag zijn eigen rode shirt dat er samen met de rest in zat, maar hij zag niet wat Raymond zo duidelijk zag. Wasgoed was wasgoed voor Charlie. Niet meer en niet minder. Hij schudde zijn hoofd toen hij zag dat de kleine Sony Watchman naast Raymond op de bank stond. Hij stond aan, het beeld maar niet het geluid, en hij stond daar maar zwijgend te flikkeren. Charlie pakte hem op en klikte hem uit.
'Je moet dat ding uitzetten als je hem niet gebruikt,' vermaande hij Raymond. 'Als je die batterijen leeg laat lopen, wat moeten we dan als Wapner komt, hè?' Het was duidelijk dat Raymond niet luisterde. 'Mama waste mijn kleren. En we zaten ernaar te kijken. Zoals nu.' Zijn stem was heel zacht, nu er voor de verandering eens een goede herinnering bij hem bovenkwam. Een niet-angst herinnering.
Mama. 'Ik kan me haar niet herinneren,' zei Charlie rustig. 'Ik probeer het. En soms is het net of ik... maar ik denk dat dat gewoon van de foto's is.'
'Ik las haar voor. Hardop. Ieder verhaal,' zei Raymond. Zijn ogen waren nog op het tuimelende wasgoed gericht; ze keken hoe het rode shirt viel.
'En ik wil wedden dat je voor haar zong, hè?'
'Nee. Zij zong voor mij. Ik zong voor jou.' Rond en rond, en
Raymonds ogen bleven onbeweeglijk naar elke omwenteling kijken.
'Oooooh!' zong Charlie met zijn beste Beatles-falsetstem, in een poging Raymonds aandacht van het wasgoed af te leiden, om hem aan te moedigen het liedje mee te zingen. Als hij nu niet begon iets aan dat bizarre gedrag van zijn broer te veranderen, zou hij geen schijn van kans hebben als de zieleknijper Raymond op de hoorzitting zou onderzoeken. Maar Raymond was niet in het liedje geïnteresseerd. Hij concentreerde zich alleen op het rode hemd, dat altijd op dezelfde plaats in de droogtrommel viel.
Charlie stak zijn gezicht vlak voor dat van Raymond. 'Geef me de glimlach. De Verblindende,' commandeerde hij en hij liet de zijne zien.
Raymond aarzelde en deed daarna een brede glimlach na, een en al tand.
'Keurig!' prees Charlie. 'Nu lachen. Je beste lach.' Deze keer was de aarzeling langer, maar ten slotte uitte Raymond zijn versie van een lach. 'Hè, hè, hè.' 'Mogelijkheden, Ray. Jij hebt mogelijkheden.' Charlie grijnsde breed naar zijn broer. Raymond leek werkelijk vorderingen te maken en Charlie was enorm tevreden over zichzelf. Volhouden, gewoon volhouden.
'Jij hebt mogelijkheden, Charlie Babbitt. Dat heeft papa gezegd.'
Charlies grijns verdween toen de onwelkome herinnering aan zijn vader en zijn vaders strenge autoriteit zich opdrong. Mogelijkheden. Wat haatte hij dat woord als zijn vader het op zijn autocratische toon uitsprak.