Read De Kaart En Het Gebied Online
Authors: Michel Houellebecq
Hij verwachtte min of meer een bericht op het antwoordapparaat van Houellebecq te moeten achterlaten, ze hadden tot nu toe alleen per mail gecommuniceerd, en aan het eind per sms; maar nadat de telefoon een paar keer was overgegaan, nam de schrijver op.
.
'U herkent het huis makkelijk, het is het slechtst onderhouden gazon in de wijde omtrek,' had Houellebecq gezegd. 'En misschien wel van heel Ierland,' had hij eraan toegevoegd. Jed had op dat moment gedacht dat hij overdreef, maar de begroeiing bereikte inderdaad fenomenale hoogten. Hij volgde een tegelpaadje dat zich slingerend een weg baande tussen de distel- en brandnetelperkjes, tot hij na een meter of tien bij een geasfalteerde ophoging kwam waarop een Lexus
rx350
suv geparkeerd stond. Zoals te verwachten viel had Houellebecq voor de bungalowoptie gekozen: het was een groot, wit, nieuw pand met leien daken - een volkomen banaal huis in feite, afgezien van de weerzinwekkende staat van het gazon.
Hij belde aan, wachtte een halve minuut en de auteur van
Elementaire deeltjes
kwam opendoen, op pantoffels, gekleed in een ribfluwelen broek en een comfortabel kamerjasje van ongebleekte wol. Hij nam Jed lang en nadenkend op en richtte zijn blik toen op het gazon met een mijmerende, droefgeestige uitdrukking die hem leek aan te kleven.
'Ik kan niet met een grasmaaier omgaan,' zei hij ten slotte. 'Ik ben bang dat ik met de messen mijn vingers afsnijd, dat schijnt heel vaak te gebeuren. Ik zou een schaap kunnen kopen, maar daar hou ik niet van. Niets is zo achterlijk als een schaap.'
Jed volgde hem door betegelde kamers zonder meubels, met hier en daar een paar verhuisdozen. De muren waren bedekt met egaal, gebroken wit behang; op de grond lag een dun laagje stof. Het huis was erg groot, het moest minstens vijf slaapkamers hebben; het was er niet erg warm, hooguit zestien graden; Jed had het vermoeden dat alle slaapkamers leeg waren, afgezien van die waarin Houellebecq sliep.
'Woont u hier nog maar kort?'
'Ja. Of nou ja, drie jaar.'
.
Ten slotte kwamen ze in een wat warmere ruimte, een soort kleine, vierkante serre met glazen wanden aan drie kanten, wat de Engelsen een
conservatory
noemen. Er stonden een bank, een salontafel en een leunstoel; op de grond lag een oosters tapijt uit de uitverkoop. Jed had twee portfolio's in A3-formaat meegenomen; de eerste bevatte een stuk of veertig foto's die een overzicht van zijn vroegere loopbaan gaven - vooral uit de 'ijzerwaren'-reeks en de 'wegenkaarten'-periode. De tweede portfolio bevatte vierenzestig reproducties die zijn hele schilderkunstige productie behelsden, van
Ferdinand Desroches, paardenslager
tot
Bill Gates en Steve Jobs bespreken de toekomst van de informatica.
'Houdt u van charcuterie?' vroeg de schrijver.
'Ja... Laten we zeggen dat ik er niks op tegen heb.'
'Ik ga koffie zetten.'
Hij sprong overeind en verscheen een minuut of tien later weer met twee kopjes en een Italiaanse espressokan.
'Ik heb geen melk en geen suiker,' verklaarde hij.
'Geen probleem. Ik gebruik niks.'
De koffie was lekker. Een paar minuten lang heerste er absolute stilte.
'Ik was vroeger dol op charcuterie,' zei Houellebecq ten slotte, 'maar ik heb besloten het zonder te doen. Snapt u, ik denk eigenlijk dat de mens geen varkens zou mogen doden. Ik zei u net al wat ik van schapen vind, en ik blijf bij die mening. Zelfs de koe, en op dat punt ben ik het niet met mijn vriend Benoït Duteurtre eens, lijkt me erg overgewaardeerd. Maar het varken is een bewonderenswaardig, intelligent, gevoelig dier, in staat tot oprechte, exclusieve genegenheid voor zijn baasje. En zijn intelligentie wekt echt verbazing, de grenzen ervan zijn niet eens precies bekend. Wist u datje ze de eenvoudige rekenkundige bewerkingen kunt aanleren? Of in elk geval optellen, en ik geloof ook aftrekken, bij sommige heel begaafde exemplaren. Mag de mens een dier opofferen dat zich kan verheffen tot de grondbeginselen van de rekenkunde? Eerlijk, ik vind van niet.'
Zonder een antwoord af te wachten begon hij Jeds eerste portfolio te bestuderen. Na snel de foto's van bouten en moeren te hebben bekeken bleef hij voor Jeds gevoel eindeloos lang hangen bij de afbeeldingen van wegenkaarten; af en toe, volkomen onvoorspelbaar, sloeg hij een blad om. Jed wierp een discrete blik op zijn horloge: sinds zijn aankomst was er iets meer dan een uur verstreken. De stilte was totaal, tot zich in de verte het holle brommen van een koelkastcompressor losmaakte.
'Het is oud werk,' zei Jed ten slotte op goed geluk. 'Ik heb liet alleen meegenomen om alles een beetje te situeren. De tentoonstelling... heeft alleen betrekking op de inhoud van de tweede map.'
Houellebecq keek met een lege blik naar hem op, hij leek niet meer te weten wat Jed bij hem deed, waarvoor hij was gekomen; toch opende hij gehoorzaam de tweede map. Een halfuur ging voorbij voordat hij hem dichtsloeg en een sigaret opstak. Jed besefte ineens dat hij al die tijd niet had gerookt terwijl hij naar zijn foto's keek.
'Ik doe het,' zei hij. 'Weet u, ik heb zoiets nog nooit gedaan; maar ik wist dat het zou gebeuren, vroeg of laat in mijn leven. Als je erover nadenkt hebben veel schrijvers over schilders geschreven; en al eeuwenlang. Vreemd. Er is iets wat ik me afvraag als ik nu zo naar uw werk kijk: waarom hebt u de fotografie opgegeven? Waarom bent u teruggekeerd naar de schilderkunst?'
Jed dacht lang na voordat hij antwoord gaf. 'Misschien weet ik dat zelf niet eens,' bekende hij ten slotte. 'Maar het probleem van de beeldende kunst,' ging hij aarzelend verder, 'is volgens mij de overvloed aan onderwerpen. Bijvoorbeeld, ik zou deze verwarming heel goed als een bruikbaar onderwerp voor een schilderij kunnen beschouwen.' Houellebecq draaide zich met een ruk om en wierp een argwanende blik op de verwarming, alsof die het elk moment kon uitbriesen van vreugde bij de gedachte dat hij geschilderd ging worden; er gebeurde niets van dien aard.
'Terwijl ik niet weet of u literair gezien iets met die verwarming kunt,' zette Jed door. 'Of toch wel, je hebt natuurlijk Robbe-Grillet, die zou de verwarming gewoon hebben beschreven... Maar ik weet niet, ik vind dat niet zo interessant...' Hij liep vast, besefte dat hij vaag en misschien ook wel onhandig was, wist hij veel of Houellebecq van Robbe-Grillet hield of niet, maar vooral vroeg hij zich af, met iets van paniek, waarom hij in hemelsnaam was overgestapt naar de schilderkunst, die hem jaren later nog altijd voor onoverkomelijke technische problemen stelde, terwijl hij de beginselen en de apparatuur van de fotografie volmaakt beheerste.
'Laten we het maar niet over Robbe-Grillet hebben,' hakte zijn gespreksgenoot tot zijn grote opluchting de knoop door. 'Maar met deze verwarming valt toch wel wat te doen... Bijvoorbeeld, ik meen op internet te hebben gelezen dat uw vader architect was...'
'Ja, dat klopt; ik heb hem afgebeeld op een van mijn schilderijen, toen hij terugtrad als directeur van zijn bedrijf.'
'Mensen kopen dit soort verwarmingen bijna nooit op persoonlijke titel. De klanten zijn over het algemeen bouwbedrijven, zoals waar uw vader directeur van was, en ze kopen tientallen of zelfs honderden verwarmingen tegelijk. Je zou je heel goed een thriller kunnen voorstellen rond een belangrijke order van duizenden verwarmingen-om bijvoorbeeld alle klaslokalen van een land te voorzien -, met steekpenningen, politieke bemoeienissen, een extreem sexy vertegenwoordigster van een Roemeense verwarmingsfirma. In dat kader zou een lange beschrijving, over meerdere pagina's, van deze verwarming en concurrerende modellen heel goed kunnen.'
Hij sprak nu snel, stak sigaret na sigaret aan, hij leek te roken om zichzelf te kalmeren, om de werking van zijn hersenen te vertragen. Even schoot de gedachte door Jeds hoofd dat zijn vader, gezien de activiteiten van het architectenbureau, eerder in de positie was geweest om grote partijen airconditioners in te kopen; ongetwijfeld had hij dat gedaan.
'Deze verwarmingen zijn van gietijzer,' vervolgde Houellebecq geanimeerd. 'Waarschijnlijk van grijs gietijzer, met een hoog koolstofgehalte, dat in tal van expertiserapporten als gevaarlijk is bestempeld. Je zou het schandalig kunnen vinden dat dit nieuwe huis is voorzien van zulke oude verwarmingen, verwarmingen uit de uitverkoop zeg maar, en bij een ongeval, bijvoorbeeld als de verwarmingen ontploffen, zou ik de bouwers waarschijnlijk kunnen aanklagen. Ik neem aan dat uw vader in zo'n geval aansprakelijk zou zijn geweest?'
'Ja, absoluut.'
'Dat is een prachtig onderwerp, verrekte interessant zelfs, een
authentiek menselijk drama
!'riep de auteur van
Platform
enthousiast uit. 'Zo op het eerste gezicht heeft gietijzer iets negentiende-eeuws, je denkt aan de elitearbeiders van de hoogovens, het lijkt kortom volkomen achterhaald, en toch wordt er nog gietijzer gemaakt, niet in Frankrijk natuurlijk, eerder in Polen of Maleisië, dat soort landen. Je zou vandaag de dag in een roman heel goed kunnen laten zien welke weg het ijzererts aflegt, hoe het reducerend smelten van het ijzer en de gietcokes in zijn werk gaat, hoe het ruwe materiaal wordt bewerkt en hoe het eindproduct ten slotte op de markt wordt gebracht - dat alles aan het begin van het boek, als een genealogie van de verwarming.'
'In elk geval hebt u volgens mij personages nodig...'
'Ja, dat klopt. Ook als mijn roman eigenlijk over industriële productieprocessen ging, zou ik niet zonder personages kunnen.'
'Dat is denk ik het voornaamste verschil met mijn eigen werk. Zolang ik alleen maar dingen afbeeldde, kon ik met fotografie prima uit de voeten. Maar toen ik mensen als onderwerp besloot te nemen, voelde ik dat ik weer moest gaan schilderen; ik kan niet precies zeggen waarom. Omgekeerd kunnen stillevens me absoluut niet meer boeien; sinds de uitvinding van de fotografie dienen die nergens meer toe. Nou ja, dat is mijn persoonlijke opvatting...' besloot hij op verontschuldigende toon.
Het begon donker te worden. Door het zuidelijke raam waren weiden te zien, die afliepen naar de monding van de Shan-non; boven het water zweefde in de verte een mistbank, die zwakjes de stralen van de ondergaande zon brak.
'Dit landschap, bijvoorbeeld...' ging Jed verder. 'Goed, ik weet dat er in de negentiende eeuw prachtige impressionistische aquarellen zijn gemaakt; en toch, als ik dit landschap nu zou moeten weergeven, zou ik gewoon een foto nemen. Maar als er een mens in de compositie voorkwam, al was het maar een boer die in de verte zijn omheiningen repareerde, zou ik weer eerder mijn toevlucht nemen tot de schilderkunst. Ik weet dat het absurd kan lijken; er zijn mensen die beweren dat het onderwerp geen enkel belang heeft, dat het zelfs belachelijk is om de behandeling te laten afhangen van het behandelde onderwerp, dat het enige wat telt de manier is waarop het schilderij of de foto uiteenvalt in figuren, lijnen en kleuren.'
'Ja, het formalistische gezichtspunt... dat bestaat ook bij schrijvers; volgens mij is het in de literatuur zelfs gangbaarder dan in de beeldende kunst.'
Houellebecq zweeg, boog zijn hoofd, keek weer op naar Jed; hij leek ineens overmand door bijzonder droeve gedachten. Hij stond op en liep naar de keuken; een paar minuten later kwam hij terug met een fles Argentijnse rode wijn en twee glazen.
'We kunnen ergens iets gaan eten, als u wilt. Het restaurant van Oakwood Arms is niet slecht. Ze hebben traditionele Ierse gerechten - gerookte zalm, Irish stew, nogal flauwe, basale dingen eigenlijk; maar ze hebben ook kebab en tandoori, de kok is Pakistaans.'
'Het is nog geen zes uur,' verbaasde Jed zich.
'Ja, ik geloof dat het om halfzeven opengaat. De mensen eten vroeg in dit land, maar voor mij is het nooit vroeg genoeg. Wat ik nu het liefst heb is het eind van de maand december, als het om vier uur donker wordt. Dan kan ik mijn pyjama aantrekken, mijn slaappillen nemen en naar bed gaan met een fles wijn en een boek. Zo leef ik, al jaren. De zon komt om negen uur op; goed, tijd om me te wassen, flink wat koffie te drinken, dan is het een uur of twaalf en moet ik nog vier uur daglicht zien door te komen, meestal lukt dat wel zonder al te veel kleerscheuren. Maar in de lente is het ondraaglijk, de zonsondergangen zijn eindeloos en prachtig, het lijkt verdomme wel een soort opera, er zijn telkens weer nieuwe kleuren, nieuwe schijnsels, ik heb een keer geprobeerd hier de hele lente en zomer te blijven en ik dacht dat ik doodging, elke avond randje zelfmoord, met die nacht die maar niet wilde vallen. Sindsdien ga ik begin april naar Thailand en blijf daar tot eind augustus, de dag begint om zes uur en eindigt om zes uur, dat is eenvoudiger, equatoriaal, bestuurlijk, buiten crepeer je van de hitte maar de airconditioning doet het goed, het is het dode toeristenseizoen, de bordelen draaien op halve kracht maar ze zijn wel open en ik vind het prima, ik vind het uitstekend, de dienstverlening blijft zeer goed tot voortreffelijk.'
'Nu speelt u volgens mij een beetje uw eigen rol...'
'Ja, dat klopt,' gaf Houellebecq verrassend spontaan toe, 'die dingen interesseren me niet echt meer. Binnenkort stop ik er sowieso mee, ik ga terug naar de Loiret; ik heb als kind in de Loiret gewoond, ik maakte hutten in het bos, ik denk dat ik wel weer eenzelfde soort bezigheid kan vinden. De beverrat-tenjacht?'
.
Hij bestuurde zijn Lexus snel en behendig, met zichtbaar plezier. 'Maar ze pijpen zonder kapotje, da's toch mooi...' bromde de auteur van
Elementaire deeltjes
nog vaag, als een herinnering aan een vervlogen droom, alvorens de auto voor het hotel te parkeren. Ze liepen de grote, goed verlichte eetzaal binnen. Als voorgerecht nam hij garnalencocktail, Jed koos voor gerookte zalm. De Poolse ober zette een fles lauwe chablis voor hen neer.
'Het lukt ze niet...' kermde de romancier. 'Het lukt ze niet om witte wijn op temperatuur te serveren.'