Read De Kaart En Het Gebied Online
Authors: Michel Houellebecq
Na een paar weken constateerden ze echter dat Michou's teelballen nog niet waren ingedaald, wat abnormaal begon te worden. Ze raadpleegden een dierenarts, toen een andere: beiden weten het aan de te hoge leeftijd van de verwekker. De tweede arts opperde de mogelijkheid van een chirurgische ingreep maar bedacht zich toen, het leek hem te gevaarlijk en bijna onmogelijk. Het was een vreselijke klap voor hen, veel meer nog dan Jasselins eigen onvruchtbaarheid was geweest. Niet alleen zou die arme kleine hond geen nageslacht krijgen, hij zou ook geen driften en geen seksuele bevrediging kennen. Hij zou een beknotte hond zijn, niet in staat om het leven door te geven, afgesneden van de elementaire roep van het ras, begrensd in de tijd - voorgoed.
Gaandeweg wenden ze aan het idee en kwamen ze ook tot het besef dat hun hondje het seksleven dat hem werd ontzegd niet zou missen. Hoe dan ook is de hond niet bijster hedonistisch of libertijns, iedere vorm van erotisch raffinement is hem vreemd, de voldoening die hij op het moment van de geslachtsdaad voelt gaat niet verder dan de korte, mechanische bevrediging van de overlevingsdrang van de soort. De wil tot macht is bij de bichon in alle gevallen al uiterst zwak; maar Michou, die op geen enkele manier meer aan de voortplanting van het genoom gebonden was, leek nog onderdaniger, nog zachtaardiger, nog vrolijker en nog zuiverder dan zijn vader was geweest. Het was een volmaakte, onschuldige en smetteloze mascotte die voor zijn leven volledig afhankelijk was van zijn aanbeden baasjes, een voortdurende, niet-aflatende bron van vreugde. Jasselin naderde toen de vijftig. Wanneer hij dat kleine wezentje met zijn knuffeldieren zag spelen op het tapijt van de woonkamer, werd hij zijns ondanks soms overmand door sombere gedachten. Ongetwijfeld beïnvloed door de ideeën die bij zijn generatie in de mode waren, had hij seksualiteit tot dan toe beschouwd als een positieve kracht, een bron van verbintenis die de eendracht tussen mensen bevorderde via de onschuldige weg van gedeeld genot. Nu zag hij er daarentegen steeds vaker de strijd in, het brute gevecht om de dominantie, de eliminering van de rivaal en het risicovolle streven naar zo veel mogelijk paringsdaden met als enige reden het zeker stellen van een maximale voortplanting van de genen. Hij zag er de bron in van ieder conflict, ieder bloedbad, ieder lijden. Seksualiteit kwam hem steeds meer voor als de directste, duidelijkste manifestatie van het kwaad. En als iets hem al van zijn mening had kunnen afbrengen, dan toch zeker niet zijn politiecarrière: moorden die niet waren ingegeven door geld, waren ingegeven door seks, het was het een of het ander, de mensheid leek niet in staat om iets anders te bedenken, in elk geval niet op het gebied van moorden. De zaak die hun zojuist was toegevallen, leek op het eerste gezicht origineel, maar dat was voor het eerst in minstens drie jaar, over het geheel genomen waren de criminele drijfveren van de mens dodelijk monotoon. Zoals de meesten van zijn collega's las Jasselin weinig politieromans; hij was het jaar ervoor niettemin gestuit op een boek dat strikt genomen geen roman was, maar de herinneringen van een voormalige privé-detective die in Bangkok had gewerkt en ervoor had gekozen om een overzicht van zijn carrière te geven in de vorm van een dertigtal korte verhalen. In bijna alle gevallen waren zijn klanten westerlingen die smoorverliefd waren geworden op een jonge Thaise en wilden weten of zij, zoals ze hun verzekerde, tijdens hun afwezigheid wel trouw was. En in bijna alle gevallen had het meisje één of meer minnaars met wie ze vrolijk hun geld uitgaf, en vaak een kind uit een eerdere relatie. In een bepaald opzicht was het zeker een slecht boek, een slechte politieroman in elk geval: de auteur deed geen enkele poging om iets origineels te verzinnen, om variatie in de motieven en de plots te brengen; maar juist die enorme monotonie gaf er een unieke smaak van authenticiteit, van realisme aan.
'Jean-Pierre...!' Hélènes stem bereikte hem als het ware gedempt, hij kwam weer bij zijn volle bewustzijn en besefte dat zijn vrouw voor hem stond, op een meter afstand, in peignoir en met loshangend haar. Hij hield Michou nog altijd in zijn handen geklemd ter hoogte van zijn borst, hij kon moeilijk inschatten hoe lang al; het hondje keek hem verbaasd, maar zonder angst aan.
'Gaat het wel? Je kijkt zo vreemd...'
'Er is een rare zaak op mijn dak gevallen.'
Hélène zweeg en wachtte het vervolg af. In de vijfentwintig jaar dat ze samen waren had haar man haar bijna nooit over zijn werkdagen verteld. Politiemensen worden dagelijks geconfronteerd met verschrikkingen die de grenzen van de normale gevoeligheid te buiten gaan, en bijna zonder uitzondering kiezen ze ervoor om daar thuis over te zwijgen. De beste profylaxe bestaat er voor hen in om hun hoofd leeg te maken, proberen leeg te maken, gedurende de paar uur adempauze die hun vergund zijn. Sommigen zoeken hun heil in de drank en eindigen hun avondmaaltijd in een vergevorderde staat van alcoholische verdoving, die hun geen andere keus laat dan zich naar hun sponde te slepen. Anderen, met name jongeren, zoeken hun heil in genot en raken in de omstrengelingen het beeld van de verminkte, gemartelde lijken uiteindelijk kwijt. Bijna niemand van hen kiest ervoor om te praten, en na Michou te hebben neergezet ging Jasselin ook die avond op zijn gewone plaats aan tafel zitten en wachtte tot zijn vrouw de selderij met remoula-desaus bracht - selderij met remouladesaus, dat had hij altijd heerlijk gevonden.
De volgende dag ging hij lopend naar zijn werk, sloeg af ter hoogte van de Rue des Fossés-Saint-Bernard en slenterde daarna langs de kaden. Hij bleef lange tijd stilstaan op de Pont de 1'Archevêché: daar had je volgens hem het mooiste uitzicht op de Notre-Dame. Het was een mooie oktoberochtend, de lucht was fris en helder. Hij bleef nog even stilstaan in het Jean xxm-plantsoen om te kijken naar de toeristen en homoseksuelen die er rondliepen, meestal in paren, elkaar kussend of hand in hand.
.
Ferber verscheen bijna tegelijk met hem op het bureau en haalde hem in op de trap, bij de controlepost van de derde verdieping. Er zou nooit een lift komen op de Quai des Orfèvres, bedacht hij gelaten; hij merkte dat Ferber zich inhield om op het laatste stuk van de klim niet bij hem weg te lopen.
Lartigue was de eerste die zich bij hen voegde in het kantoor van het team. Hij zag er slecht uit, zijn bleke, gladde zuidelijke gezicht stond gespannen en bezorgd, terwijl hij normaal een tamelijk joviale kerel was; Ferber had hem belast met de taak om ter plaatse getuigenverklaringen te verzamelen.
'Noppes,' verklaarde hij meteen. 'Ik heb helemaal niks. Niemand heeft iets gezien of gehoord. Niemand heeft de laatste weken ook maar een vreemde auto opgemerkt...'
Messier verscheen een paar minuten later, groette hen, haalde zijn rugzakje van zijn rechterschouder en legde het op zijn bureau. Hij was nog maar drieëntwintig; hij was de benjamin van het team, zes maanden geleden begonnen bij Ernstige De-lieten. Ferber mocht hem graag en deed niet moeilijk over zijn slonzige outfit, meestal trainingsbroek, sweatshirt en katoenen jack, die trouwens slecht pasten bij zijn hoekige, strenge gezicht, waar bijna nooit een glimlach op verscheen; weliswaar ried hij hem zo nu en dan aan zijn algemene kledingconcept te herzien, maar dat was eerder vriendschappelijk bedoeld. Hij ging eerst een Cola light uit de automaat trekken voordat hij vertelde wat zijn naspeuringen hadden opgeleverd. Zijn gezicht stond nog vermoeider dan gewoonlijk, hij leek de hele nacht niet te hebben geslapen.
'De mobiele telefoon was geen enkel probleem...' meldde hij, 'er zat niet eens een code op. Maar veel hebben we er ook niet aan. Gesprekken met zijn uitgeefster, met de figuur die hem stookolie zou komen leveren, een andere die dubbele ramen zou komen zetten... alleen maar praktische of professionele gesprekken. Die gast lijkt totaal geen privé-leven te hebben gehad.'
Messiers verbazing was in zekere zin onterecht: een lijstje van zijn eigen telefoongesprekken zou ongeveer dezelfde resultaten hebben opgeleverd. Toegegeven, hij was niet van plan om zich te laten vermoorden; en je neemt altijd aan dat er in het leven van een moordslachtoffer iets is wat die moord rechtvaardigt en verklaart; dat er, al is het maar in een verre uithoek van zijn leven, iets
interessants
gebeurt of is gebeurd.
'De computer was een ander verhaal,' vervolgde hij. 'Eerst waren er al twee wachtwoorden achter elkaar, en geen eenvoudige, wachtwoorden met kleine letters en weinig gebruikte leestekens... Vervolgens bleken alle bestanden versleuteld - een serieuze code,
ssl
Doublé Layer, 128 bits. Kortom ik kon er niks mee, ik heb hem naar de
befti
gestuurd. Wat was dat voor een gast, een paranoïde gek?'
'Het was een schrijver...' merkte Ferber op. 'Misschien wilde hij zijn teksten wel beveiligen, zorgen dat ze niet gejat konden worden.'
'Hm...' Messier leek niet overtuigd. 'Bij dit beveiligingsniveau denk je eerder aan een gast die kinderporno uitwisselt.'
'Dat sluit elkaar niet uit...' zei Jasselin nuchter. Die simpele opmerking, zonder slechte bedoelingen geplaatst, maakte de sfeer van de vergadering nog somberder dan hij al was, door de nadruk te leggen op de onzekerheid die er rond deze moord heerste. Ze hadden, dat viel niet te ontkennen, helemaal niets: geen duidelijk motief, geen getuigen, geen spoor. Het dreigde een van die zware zaken te worden waarvan het dossier hardnekkig leeg blijft en de oplossing soms jarenlang op zich laat wachten - als die er al komt - en dan te danken is aan puur toeval, een recidiverende moordenaar die wordt opgepakt voor een ander misdrijf en in de loop van zijn verklaring een extra moord bekent.
.
Het trok allemaal een beetje bij toen Aurélie verscheen, een knap meisje met krulhaar en een gezicht vol sproeten. Jasselin vond haar een beetje slordig, ze was niet nauwkeurig genoeg, je kon niet voor de volle honderd procent op haar rekenen bij een taak die om precisie vroeg; maar ze was dynamisch en altijd goedgehumeurd, wat veel waard is in een team. Ze had net de eerste conclusies van de technische recherche ontvangen. Het eerste wat ze deed was Jasselin een dikke map overhandigen: 'De foto's waar je om had gevraagd...' Er zaten een stuk of vijftig afdrukken op glanspapier in, formaat A4. Elk ervan besloeg een rechthoek van de woonkamer waar de moord had plaatsgevonden, iets meer dan een vierkante meter vloeroppervlak per foto. Het waren scherpe, goedbelichte beelden zonder schaduwen, haast verticaal genomen, ze overlapten elkaar maar een klein beetje, het geheel vormde een getrouwe reconstructie van de kamervloer. Ze had ook een paar voorlopige conclusies ontvangen over het wapen waarmee zowel de man als de hond was onthoofd, op een uitzonderlijk nette en nauwkeurige manier, dat was niemand ontgaan: er was nauwelijks bloed uit de wond gespoten, terwijl je zou verwachten dat de bank en de vloer eromheen helemaal onder zouden zitten. De moordenaar was te werk gegaan met een zeer speciaal werktuig, een lasersnijder, een soort draad om boter mee te snijden waarbij de rol van de draad werd vervuld door een argonlaser die het vlees sneed en in één moeite door de wond dichtschroeide. Die uitrusting, die tienduizenden euro's kostte, was alleen te vinden in chirurgische afdelingen van ziekenhuizen, waar er zware amputaties mee werden verricht. Overigens was het in repen snijden van het lichaam van het slachtoffer waarschijnlijk helemaal gebeurd met professionele chirurgische instrumenten, gezien de precisie en scherpte van de sneden.
Er ging een schattend gemompel door het kantoor. 'Moeten we dus zoeken naar een moordenaar uit de medische wereld?' opperde Lartigue.
'Misschien,' zei Ferber. 'In elk geval moeten we bij ziekenhuizen controleren of er van dat soort gereedschap ontbreekt; hoewel de moordenaar het natuurlijk ook voor een paar dagen heeft kunnen lenen.'
'Welke ziekenhuizen?' vroeg Aurélie.
'Alle Franse ziekenhuizen, om te beginnen. En de privé-kli-nieken natuurlijk. We moeten ook bij de fabrikant nagaan of er de laatste jaren geen ongewone verkoop is geweest, aan een particulier. Ik neem aan dat er voor dit soort gereedschap niet zo veel fabrikanten zijn?'
'Maar één. Eén voor de hele wereld. Het is een Deens bedrijf.'
.
Ze brachten Michel Khoury, die net was aangekomen, op de hoogte van de stand van zaken. Hij was van Libanese oorsprong en even oud als Ferber. Het was een gezette, kokette man, ze verschilden als dag en nacht; maar ook hij bezat de bij politiemensen zo zeldzame eigenschap dat hij
vertrouwen inboezemde
en daardoor schijnbaar moeiteloos de intiemste bekentenissen wist los te maken. Die ochtend had hij de mensen uit de naaste omgeving van het slachtoffer op de hoogte gebracht en ondervraagd.
'Nou ja, naaste omgeving, als je dat zo kunt noemen...' verduidelijkte hij. 'Je kunt wel zeggen dat hij erg alleen was. Twee keer gescheiden, een kind dat hij niet zag. Hij had al meer dan tien jaar geen enkel contact met zijn familie. Ook geen liefdesrelaties. Misschien komen we iets te weten door zijn telefoongesprekken na te pluizen, maar voorlopig heb ik maar twee namen gevonden: Teresa Cremisi, zijn uitgeefster, en Frédéric Beigbeder, een andere schrijver. En dan nog: ik heb Beigbeder vanmorgen aan de lijn gehad, hij leek er kapot van, ik geloof niet dat hij toneelspeelde, maar hij heeft me nog wel gezegd dat ze elkaar al twee jaar niet meer hadden gezien. Vreemd genoeg zeiden hij en de uitgeefster allebei hetzelfde: hij had veel vijanden. Ik heb vanmiddag een afspraak met ze, misschien hoor ik dan meer.'
'Veel vijanden...' onderbrak Jasselin hem peinzend. 'Dat is interessant, over het algemeen hebben slachtoffers geen enkele vijand, je hebt de indruk dat iedereen van ze hield... We moeten naar zijn begrafenis gaan. Ik weet dat dat niet meer zo gebruikelijk is, maar soms kom je er dingen te weten. Vrienden komen naar de begrafenis, maar vijanden soms ook, ze lijken daar een soort genoegen in te scheppen.'
'Trouwens...' merkte Ferber op. 'Weten we eigenlijk waar hij aan gestorven is? Wat precies zijn dood heeft veroorzaakt?'