De Kaart En Het Gebied (31 page)

Read De Kaart En Het Gebied Online

Authors: Michel Houellebecq

BOOK: De Kaart En Het Gebied
6.94Mb size Format: txt, pdf, ePub
9

De volgende dag gingen ze meteen aan de slag met de elf namen uit het adresboek die in de persoonlijke sfeer lagen. Afgezien van Teresa Cremisi en Frédéric Beigbeder, die ze al hadden ondervraagd, waren dat negen vrouwen.

Sms-berichten worden door de provider maar een jaar bewaard, maar voor mails bestaat er geen enkele tijdslimiet, vooral wanneer de gebruiker ervoor heeft gekozen, zoals het geval was bij Houellebecq, om ze niet op zijn eigen computer op te slaan, maar op de schijfruimte die de provider ter beschikking heeft gesteld; zo blijven de berichten zelfs bewaard als je van computer verandert. Op de server van
me.com
had Houellebecq een persoonlijke opslagruimte van veertig gigabyte; met zijn huidige correspondentietempo zou hij zevenduizend jaar nodig hebben gehad om die te vullen.

Er heerst totale onduidelijkheid over de juridische status van mails, over de vraag of ze al dan niet gelijk moeten worden gesteld aan privé-correspondentie. Zonder aarzelen zette Jasselin het hele team aan het werk om de mails van Houellebecq te lezen, vooral ook omdat de zaak binnenkort per rogatoire commissie verplicht zou worden overgedragen aan een rechtercommissaris, en officieren van justitie en hun plaatsvervangers mochten zich dan over het algemeen coulant betonen, rech-ters-commissarissen konden geduchte zeikers zijn, zelfs in het geval van een moordonderzoek.

Door bijna twintig uur per dag te werken - want Houellebecq mocht dan vlak voor zijn dood een zeer beperkte mailcorrespondentie hebben gehad, op andere momenten was die veel intensiever geweest, en in bepaalde perioden, vlak na het verschijnen van een boek vooral, ontving hij gemiddeld zo'n dertig mails per dag - had het team op donderdag de identiteit van alle negen vrouwen weten te achterhalen. De geografische spreiding was indrukwekkend: er was een Spaanse, een Russische, een Chinese, een Tsjechische, twee Duitsen - en toch ook drie Frangaises. Jasselin herinnerde zich toen dat hij te maken had met een auteur die over de hele wereld werd vertaald. 'Dat heeft toch zo zijn voordelen...' zei hij tegen Lartigue, die net de laatste hand aan de lijst had gelegd. Hij zei het eerder om zijn geweten te sussen, zoals je een grap maakt die iedereen verwacht; in werkelijkheid kon hij de schrijver absoluut niet benijden. Het waren allemaal voormalige geliefden, daarover liet de aard van de berichten geen enkele twijfel bestaan-soms heel oude geliefden, in enkele gevallen betrof het een relatie van meer dan dertig jaar geleden.

.

De vrouwen bleken makkelijk te bereiken: met allemaal wisselde hij nog mails, onschuldig en teder van toon, waarin ze de kleine of grote kommernissen van hun leven bespraken, en soms hun genoegens.

De drie Frangaises waren meteen bereid om naar de Quai des Orfèvres te komen - ook al woonde een van hen in Perpig-nan, de tweede in Bordeaux en de derde in Orléans. De buitenlandse vrouwen zeiden overigens niet nee, ze vroegen alleen wat meer tijd om alles te regelen.

Jasselin en Ferber ontvingen hen los van elkaar om hun reacties met elkaar te kunnen vergelijken; en hun reacties waren opmerkelijk identiek. Al die vrouwen voelden nog veel genegenheid voor Houellebecq. 'We mailden elkaar vrij vaak...' zeiden ze, en Jasselin verzweeg wijselijk dat hij die mails had gelezen. Nooit was de mogelijkheid van een nieuwe ontmoeting ter sprake gekomen, maar je voelde dat ze in dat geval ja hadden kunnen zeggen. Het was angstaanjagend, dacht hij, angstaanjagend: vrouwen vergeten hun
exen
niet, dat was volkomen duidelijk. Ook Hélène had exen gehad, hij had haar jong leren kennen maar er waren toch exen geweest; wat zou er gebeuren als ze die toevallig weer tegenkwam? Dat is het nadeel van politieonderzoek, ongewild word je met pijnlijke persoonlijke vragen geconfronteerd. Maar het hielp hen allemaal niets bij hun zoektocht naar de moordenaar. Die vrouwen hadden Houellebecq gekend, ze hadden hem zelfs heel goed gekend, Jasselin voelde dat ze er niet meer over kwijt wilden - wat hij ook niet had verwacht, want vrouwen blijven op dat punt heel discreet, zelfs als hun liefde voorbij is blijft de herinnering aan die liefde voor hen van onschatbare waarde - maar hoe dan ook hadden ze hem al jaren niet meer gezien, sommigen zelfs tientallen jaren, en alleen al het idee dat ze hem misschien wel hadden willen vermoorden, of iemand zouden kennen die dat misschien wel had gewild, was grotesk.

Een jaloerse echtgenoot of minnaar, na al die jaren? Hij geloofde er geen seconde in. Als je weet dat je vrouw exen heeft gehad, en als je de pech hebt om jaloers te zijn, weet je ook dat het niets zou helpen om ze te vermoorden - sterker nog, dat de wond daardoor alleen maar weer zou worden opengereten. Maar hij zou er toch iemand van zijn team op zetten - zonder aan te dringen, in deeltijd. Hij geloofde er inderdaad niet in; alleen wist hij ook dat je je soms vergist. Maar toen Ferber hem kwam vragen: 'Gaan we door met de buitenlandse vrouwen? Dat gaat natuurlijk wel geld kosten, we zullen mensen moeten sturen - niet dat we daar overigens geen gegronde redenen toe hebben, het is tenslotte een moordzaak', antwoordde hij zonder aarzelen van niet, dat het niet de moeite waard was. Hij bevond zich op dat moment in zijn kantoor en zat, zoals hij de laatste twee weken waarschijnlijk al tientallen keren had gedaan, aan zijn bureau op goed geluk te schuiven met de foto's van de plaats delict-vertakte, verstrengelde zwart-rode druipsporen - en van de mensen die bij de begrafenis van de schrijver waren geweest - technisch perfecte close-ups van verdrietige gezichten.

'Je kijkt bezorgd, Jean-Pierre...' merkte Ferber op.

'Ja, ik heb het gevoel dat we vastzitten, en ik weet niet meer hoe we verder moeten. Neem een stoel, Christian.'

Ferber keek even naar zijn baas, die werktuiglijk met de foto's bleef schuiven, zonder ze in detail te bekijken, een beetje zoals je een kaartspel door elkaar hutselt.

'Wat zoek je eigenlijk precies in die foto's?'

'Geen idee. Ik voel dat er iets is, maar ik zou niet kunnen zeggen wat.'

'We zouden Lorrain kunnen vragen.'

'Is die niet met pensioen?'

'Min of meer, ik snap niet wat voor status hij precies heeft; hij komt een paar uur per week. In elk geval is hij niet vervangen.'

.

Guillaume Lorrain was maar een eenvoudige politiebrigadier, maar hij bezat de vreemde gave van een absoluut, fotografisch visueel geheugen: hij hoefde maar een foto van iemand te hebben gezien, al was het maar in een krant, om hem tien of twintig jaar later te herkennen. Hij was het op wie men een beroep deed voordat het softwareprogramma Visio ten tonele verscheen, waarmee foto's onmiddellijk konden worden vergeleken met de database van delinquenten; alleen werkte zijn bijzondere talent natuurlijk niet uitsluitend bij delinquenten, maar bij iedere persoon die hij ooit, waar dan ook, op een foto had gezien.

Ze zochten hem de volgende vrijdag op in zijn kantoor. Het was een kleine, gedrongen man met grijs haar. Hij was nuchter en bedachtzaam en wekte de indruk zijn hele leven in een kantoor te hebben doorgebracht - wat ook wel ongeveer klopte: zodra men zijn vreemde gave had opgemerkt, was hij ogenblikkelijk naar Ernstige Delicten overgeplaatst en van iedere andere taak ontheven.

Jasselin legde hem uit wat er van hem werd verwacht. Hij ging meteen aan de slag, bekeek de foto's van de dag van de begrafenis stuk voor stuk. Soms besteedde hij nauwelijks aandacht aan een beeld, andere keren bestudeerde hij het minutieus, bijna een minuut lang, voordat hij het weglegde. Zijn concentratie was beangstigend; hoe functioneerden zijn hersenen? Het was vreemd om te zien.

Na twintig minuten pakte hij een foto en begon te wippen op zijn stoel. 'Die heb ik gezien... Die vent heb ik ergens gezien...' zei hij bijna onhoorbaar. Er ging een nerveuze schok door Jasselin heen, maar hij onderbrak hem niet. Lorrain bleef nog een tijdje wippen op zijn stoel, er leek geen einde aan te komen, en herhaalde voortdurend op zachte toon: 'Die heb ik gezien... Die heb ik gezien...', als een soort persoonlijke mantra, maar toen stopte hij abrupt en reikte Jasselin de foto aan, waarop een man van een jaar of veertig met fijne trekken, een zeer wit gezicht en halflang zwart haar stond.

'Wie is het?' vroeg Jasselin.

'Jed Martin. Zo heet hij, ik weet het zeker. Waar ik zijn foto heb gezien, dat kan ik niet met honderd procent zekerheid zeggen, maar volgens mij was het in
Le Parisien,
bij de aankondiging van een tentoonstelling. Die vent moet op een of andere manier iets met de kunstwereld te maken hebben.'

10

Het nieuws van Houellebecqs dood had Jed overvallen terwijl hij elk moment een funest bericht over zijn vader verwachtte. Geheel tegen zijn gewoonte had deze hem eind september opgebeld om te vragen of hij wilde langskomen. Hij woonde nu in een verpleegoord in Le Vésinet dat was gevestigd in een groot Napoleon m-landhuis, veel chiquer en duurder
dan het vorige, een soort elegant hightech crepeerhok. De appartementen waren ruim, voorzien van een slaapkamer en een woonkamer, de bewoners beschikten over een grote
lcd
-televisie met kabel- en satellietabonnement, een dvd-speler en een snelle internetverbinding. Er was een park met een meertje waarin eenden zwommen en keurig onderhouden lanen waarlangs reeën huppelden. Ze konden zelfs, als ze wilden, een voor hen gereserveerd stukje tuin bewerken, groenten en bloemen kweken - maar niet veel mensen vroegen erom. Jed had een enorm gevecht moeten leveren voordat hij met de verhuizing had ingestemd, hij had eindeloos op hem ingepraat om hem duidelijk te maken dat krenterigheid nu onzinnig was geworden - dat hij nu
rijk
was. Uiteraard verbleven er in de instelling alleen mensen die tijdens hun actieve leven tot de hoogste lagen van de Franse bourgeoisie hadden behoord; 'aanstellers en snobs', zoals Jeds vader het een keer had samengevat, die op een duistere manier trots bleef op zijn volkse afkomst.

Jed begreep eerst niet waarom zijn vader hem had laten komen. Na een korte wandeling door het park-hij liep nu moeizaam - gingen ze zitten in een vertrek dat met zijn lambriseringen en leren leunstoelen een Engelse club wilde nabootsen, en waar ze koffie konden bestellen. Die werd gebracht in een verzilverde metalen koffiekan, met room en een schaal vol zoetigheden. Het vertrek was leeg, afgezien van een heel oude man die in zijn eentje achter een kop warme chocolademelk zat te knikkebollen en elk moment in slaap leek te kunnen vallen. Hij had lang, krullend wit haar, droeg een licht pak en had een zijden sjaaltje om zijn hals geknoopt, hij deed denken aan een zanger op zijn retour - een operettezanger bijvoorbeeld, die zijn grootste triomfen had gevierd op het festival van Lamalou-les-Bains -, nou ja je zou hem eerder hebben verwacht in een instelling van het type Het Wiel Draait dan in een oord als dit, dat in heel Frankrijk zijn gelijke niet kende, zelfs niet aan de Cöte d'Azur, je moest naar Monaco of Zwitserland om hetzelfde niveau te vinden.

Jeds vader keek een tijdlang zwijgend naar de oude fat en richtte zich toen tot zijn zoon. 'Die daar heeft geluk...' zei hij ten slotte. 'Hij heeft een heel zeldzame weesziekte - demeleumaio-sis, of zoiets. Hij heeft absoluut geen pijn. Hij is altijd doodmoe, valt de hele tijd in slaap, zelfs tijdens de maaltijden; als hij een wandeling maakt, gaat hij na twintig, dertig meter op een bankje zitten en valt stante pede in slaap. Hij slaapt elke dag wat meer, en uiteindelijk zal hij helemaal niet meer wakker worden. Er zijn van die mensen die tot het einde toe mazzel hebben...'

Hij draaide zich om naar zijn zoon en keek hem recht in de ogen. 'Het leek me beter om je te waarschuwen, en dat zag ik me over de telefoon nog niet doen. Ik heb een organisatie in Zwitserland aangeschreven. Ik heb besloten euthanasie te plegen.'

.

Jed reageerde niet direct, wat zijn vader de tijd gaf om zijn argumenten uiteen te zetten, die erop neerkwamen dat hij het leven beu was.

'Heb je het hier niet goed?' vroeg zijn zoon ten slotte met trillende stem.

Jawel, hij had het hier heel goed, het kon niet beter, maar wat hij nu eindelijk eens tot zich door moest laten dringen, was dat hij het
nergens
meer goed kon hebben, dat hij het niet meer goed kon hebben
in het leven als zodanig
(hij begon zich op te winden, steeds sneller en haast driftig te praten, maar de oude zanger was toch al weggedommeld, in het vertrek heerste grote rust). Als hij nog langer verder moest, zou zijn kunstanus vervangen moeten worden, kortom hij vond dat die grap nu wel lang genoeg had geduurd. En bovendien had hij pijn, hij kon niet meer, het was ondraaglijk.

'Geven ze je geen morfine?' vroeg Jed verbaasd.

O ja ze gaven hem morfine, zo veel hij maar wilde uiteraard, ze hadden liever dat de patiënten zich koest hielden, maar was dat nog een leven, om voortdurend onder invloed van morfine te zijn?

Om eerlijk te zijn dacht Jed van wel, hij dacht dat het zelfs een bijzonder benijdenswaardig leven was, zonder zorgen, zonder verantwoordelijkheden, zonder verlangens of angsten, verwant aan het leven van planten, waarin je kon genieten van de ingetogen streling van de zon en de bries. Maar hij vermoedde dat zijn vader dat standpunt moeilijk zou kunnen delen. Het was een voormalige ondernemer, een actief iemand, zulke mensen hebben vaak problemen met verdovende middelen, dacht hij.

.

'En bovendien, wat gaat jou dat aan?' zei zijn vader agressief (Jed besefte op dat moment dat hij al een tijdje niet meer naar de klaagzang van de oude man luisterde). Hij aarzelde, wachtte even, en antwoordde toen dat het hem naar zijn mening toch wel een beetje aanging, in een bepaald opzicht. 'Eén ouder die zelfmoord heeft gepleegd, dat is al niet erg leuk...' Zijn vader incasseerde de klap, zakte ineen en antwoordde toen heftig: 'Dat heeft er niets mee te maken!'

Maar met twee ouders die zelfmoord hadden gepleegd, vervolgde Jed zonder acht te slaan op de onderbreking, kwam je onvermijdelijk in een wankele, ongemakkelijke positie terecht: de positie, in zekere zin, van iemand wiens banden met het leven niet stevig genoeg zijn. Hij sprak lange tijd, met een gemak dat hem achteraf zou verbazen, omdat hij zelf tenslotte maar een aarzelende liefde voor het leven voelde, hij ging algemeen door voor een tamelijk gereserveerde, droevige persoon. Maar hij had direct begrepen dat hij zijn vader alleen kon beïnvloeden door een beroep te doen op zijn plichtsgevoel - zijn vader was altijd een man van de plicht geweest, alleen werk en plicht hadden in zijn leven eigenlijk echt geteld. '
Het subject van de zedelijkheid bij zichzelf vernietigen staat gelijk aan het volledig uitroeien, voor zover men dat in zijn macht heeft, van de zedelijkheid als zodanig omwille van wat ze is,
' citeerde hij in gedachten werktuiglijk, zonder de zin echt te begrijpen, verleid door de plastische elegantie ervan, terwijl hij ondertussen argumenten van algemene strekking in de strijd wierp: de achteruitgang in beschaving die de steeds algemenere toevlucht tot euthanasie betekende, de hypocrisie en in wezen ronduit
slechte
aard van de meest illustere voorstanders ervan, de morele superioriteit van palliatieve zorg enzovoort.

Other books

Just One Day by Gayle Forman
Angelology by Danielle Trussoni
The Infernal City by Greg Keyes
Love Hurts by Brenda Grate
Soar (Cold Mark Book 5) by Scarlett Dawn
The Beast by Oscar Martinez
Being Celeste by Tshetsana Senau
The warlock unlocked by Christopher Stasheff