De Kaart En Het Gebied (26 page)

Read De Kaart En Het Gebied Online

Authors: Michel Houellebecq

BOOK: De Kaart En Het Gebied
9.78Mb size Format: txt, pdf, ePub

Hij ging aan de oever van de poel in het dichte gras zitten. Natuurlijk wist hij het niet, maar die plaats op de wereld waar hij nu zat, vermoeid, met pijn in zijn onderrug en een met de jaren steeds moeizamere spijsvertering, was precies de plaats die het decor had gevormd voor de kinderspelletjes van de jonge Houellebecq, eenzame spelletjes meestal. In zijn gedachten was Houellebecq niet veel meer dan een
zaak,
een zaak waarvan hij aanvoelde dat hij lastig zou worden. Bij moorden op
beroemdheden
verwacht het publiek een snelle oplossing, al na een paar dagen begint het toe te geven aan zijn natuurlijke neiging om kritiek te leveren op het werk van de politie en de spot te drijven met haar inefficiëntie, er was maar één ding dat erger was, namelijk een kindermoord, of nog erger, een
babymoord,
bij baby's was het verschrikkelijk, een babymoordenaar zou direct moeten worden opgepakt, nog voordat hij de hoek van de straat om was, achtenveertig uur uitstel werd door het publiek al onaanvaardbaar geacht. Hij keek op zijn horloge, hij was al meer dan een uur weg, even nam hij het zichzelf kwalijk dat hij Ferber alleen had gelaten. Het oppervlak van de poel was bedekt met eendenkroos, de kleur was ondoorschijnend, ongezond.

3

Toen hij terugkwam op de plaats delict was de temperatuur lichtjes gedaald; hij had ook de indruk dat er minder vliegen waren. Ferber lag languit in het gras, met zijn jack opgerold tot hoofdkussen, en was nog altijd verdiept in
Aurélia,
hij wekte nu de indruk te zijn uitgenodigd voor een picknick buiten de stad. 'Die jongen kan wel wat hebben...' zei Jasselin bij zichzelf, ongetwijfeld voor de twintigste keer sinds hij hem kende.

'Zijn de gendarmes weggegaan?' vroeg hij verbaasd.

'Er is iemand voor ze gekomen. Jongens van het psychologisch bijstandsteam, ze kwamen van het ziekenhuis van Mon-targis.'

'Zo snel?'

'Ja, dat verbaasde mij ook. De gendarmes hebben het de laatste jaren zwaarder gekregen, ze hebben nu bijna evenveel zelfmoordgevallen als wij; maar je moet toch toegeven dat de psychologische bijstand flinke vooruitgang heeft geboekt.'

'Hoe weet je dat, van die zelfmoordstatistieken?'

'Lees jij het
Korpsbericht
niet?'

'Nee...' Hij ging log naast zijn collega in het gras zitten. 'Ik lees niet genoeg, in het algemeen.' De schaduwen begonnen te lengen tussen de linden. Jasselin kreeg weer hoop, hij dacht nauwelijks meer aan de stoffelijkheid van het lijk een paar meter verderop, tot de Peugeot Partner van de
tr
abrupt voor het hek tot stilstand kwam. De twee mannen sprongen er direct uit, volmaakt synchroon, gekleed in hun ridicule witte overalls, die aan een nucleair ontsmettingsteam deden denken.

Jasselin had een hekel aan de lui van de technische recherche met hun gewoonte om in tandemvorm op te treden, in hun kleine, speciaal aangepaste auto's vol peperdure, onbegrijpelijke apparaten, en met hun openlijke minachting voor de rangorde binnen de moordbrigade. Maar om eerlijk te zijn wilden de lui van de technische recherche zich ook helemaal niet geliefd maken, ze deden er juist alles aan om zich zo veel mogelijk te onderscheiden van de gewone politiemensen, onder alle omstandigheden blijk gevend van de beledigende laatdunkendheid van de technicus ten aanzien van de leek, dit alles ongetwijfeld ter rechtvaardiging van hun immer aanzwellende jaarbudget. Het klopt dat hun methoden spectaculair vooruit waren gegaan, dat ze nu vingerafdrukken en
dna
-monsters konden afnemen onder omstandigheden waarin dat een paar jaar geleden nog ondenkbaar was, maar wat hadden ze voor die vooruitgang hoeven te doen? Ze hadden de apparatuur waarmee ze die resultaten konden boeken zelf nooit kunnen uitvinden of ook maar verbeteren, ze maakten er alleen gebruik van, waarvoor geen intelligentie of speciaal talent nodig was, alleen een adequate technische vorming, die om redenen van efficiency beter meteen aan de mensen in het veld gegeven had kunnen worden, dat was althans de stelling die Jasselin regelmatig, en tot dan toe zonder succes, verdedigde in de jaarverslagen die hij aan zijn superieuren overhandigde. Hij had trouwens niet de illusie dat er naar hem geluisterd zou worden, de diensten waren van oudsher gescheiden, hij deed het eigenlijk vooral om zijn ergernis te luchten.

Ferber was opgestaan, elegant en beminnelijk, om de twee mannen de situatie uit te leggen. Ze gaven een berekend kort hoofdknikje om hun ongeduld en hun professionalisme te tonen. Op een bepaald moment wees hij naar hem, ongetwijfeld om hem aan te duiden als de verantwoordelijke voor het onderzoek. Ze antwoordden niets, maakten zelfs geen flauwe beweging in zijn richting, zetten alleen hun maskers op. Jasselin was nooit bijzonder pieduttig geweest als het om de hiërarchische rangorde ging, hij had nooit geëist dat de formele tekenen van respect die men hem als commissaris verschuldigd was strikt werden nageleefd, dat kon niemand beweren, maar die twee piassen begonnen hem op de zenuwen te werken. Luidruchtig hijgend liep hij op hen af, waarbij hij de natuurlijke logheid van zijn tred nog eens aanzette, als de oude aap van de stam, wachtte op een groet die niet kwam en kondigde aan: 'Ik ga met jullie mee', op een toon die geen tegenspraak duldde. Een van de twee schrok, ze waren er natuurlijk aan gewend geraakt om hun zaakjes in alle rust af te handelen, iedereen op afstand te houden terwijl zij de plaats delict onderzochten en hun absurde notitietjes op hun draagbare computertjes maakten. Maar wat konden ze ertegen inbrengen? Absoluut niets, en een van de twee mannen reikte hem een masker aan. Toen hij het opzette drong de realiteit van de moord weer tot hem door, en nog sterker toen ze bij het pand kwamen. Hij liet hen een voorsprong nemen, een paar passen voor hem uit, en constateerde met vage voldoening dat de twee zombies sprakeloos bleven staan op het moment dat ze het huis binnen liepen. Hij haalde hen in en liep hen voorbij, betrad soepel de woonkamer, zij het niet zonder aarzeling. Ik ben het levende lichaam van de wet, dacht hij. Het licht begon af te nemen. De operatiemaskers waren verrassend efficiënt, ze hielden de geur bijna volledig tegen. Achter zich hoorde hij niet zozeer maar voelde hij eerder hoe de twee technische rechercheurs moed vatten en naar zijn voorbeeld de woonkamer betraden, maar in de deuropening bijna direct weer bleven staan. Ik ben het lichaam van de wet, het onvolmaakte lichaam van de morele wet, herhaalde hij bij zichzelf, een beetje als een mantra, voordat hij aanvaardde en volledig tot zich liet doordringen wat zijn ogen al hadden waargenomen.

Een politieman redeneert vanaf het
lijk
, dat heeft hij zo geleerd, hij is gewend om vast te stellen en te beschrijven in welke houding het ligt, wat voor wonden het vertoont, hoever het ontbindingsproces is gevorderd; maar hier was strikt gesproken van een lijk geen sprake. Hij draaide zich om en zag achter zich hoe de twee technische rechercheurs begonnen te wiegelen en te schommelen op hun benen, precies zoals de gendarmes uit Montargis. Het hoofd van het slachtoffer stond geheel intact, kaarsrecht afgesneden, in een van de leunstoelen voor de openhaard, op het donkergroene fluweel had zich een klein plasje bloed gevormd; recht ertegenover op de bank stond de kop van een grote, zwarte hond, eveneens kaarsrecht afgesneden. De rest was een slagveld, een krankzinnig bloedbad, verspreid over de vloer lagen overal lappen en repen vlees. Toch waren het hoofd van de man en de kop van de hond niet verstijfd in een uitdrukking van afschuw, maar eerder van ongeloof en woede. 'Pussen de lappen gemengd mensen- en hondenvlees leidde een vrijgelaten middenpad van zo'n vijftig centimeter breed naar de openhaard, waarin een berg botten lag met nog wat vleesres-ten eraan. Jasselin betrad het pad voorzichtig, in het besef dat het waarschijnlijk door de moordenaar was gemaakt, en draaide zich om; met zijn rug naar de openhaard keek hij de woonkamer rond, die zo'n zestig vierkante meter groot was. Het hele oppervlak van het tapijt was bezaaid met bloedsporen, die op sommige plaatsen ingewikkelde arabesken vormden. De lappen vlees zelf, waarvan de rode kleur hier en daar naar zwart zweemde, leken niet willekeurig te zijn neergelegd, maar volgens een moeilijk te ontcijferen patroon, hij had de indruk dat hij voor een puzzel stond. Er was geen enkele voetafdruk zichtbaar, de moordenaar was methodisch te werk gegaan, had eerst de vleeslappen afgesneden die hij in de hoeken van het vertrek wilde neerleggen en toen geleidelijk aan naar het midden toe gewerkt, waarbij hij een pad naar de uitgang had vrijgelaten. Ze zouden zich op foto's moeten baseren, een reconstructie van de hele tekening moeten proberen te maken. Jasselin wierp een blik op de twee technische rechercheurs, een van hen stond nog altijd als een imbeciel te schommelen op zijn benen, de ander probeerde zichzelf onder controle te krijgen, had een fototoestel met digitale achterwand uit zijn schoudertas tevoorschijn gehaald en probeerde dat uit alle macht recht te houden, maar leek nog niet in staat om af te drukken. Jasselin pakte zijn mobiel.

'Christian? Jean-Pierre hier. Wil je iets voor me doen?'

'Zeg maar.'

'Kun je die twee kerels van de
tr
komen halen? Ze zijn nu even uit de running, en bovendien vraagt deze zaak om een andere aanpak voor de foto's. Ze moeten niet alleen close-ups maken, zoals gewoonlijk, ik heb ook overzichtsfoto's van delen van de kamer nodig, en zo mogelijk van de hele kamer. Maar we kunnen ze niet meteen briefen, we zullen moeten wachten tot ze een beetje bijgekomen zijn.'

'Komt in orde... Het team is er trouwens zo. Ze hebben me gebeld bij de afslag Montargis, ze zijn er over tien minuten.'

.

Peinzend hing hij op; die jongen bleef hem verbazen. Een paar uur na de feiten was zijn hele team ter plaatse, waarschijnlijk in privé-auto's; zijn etherische, vluchtige voorkomen was echt bedrieglijk, hij had gezag over zijn mannen, het was ongetwijfeld de beste teamleider die hij ooit onder zijn orders had gehad. Twee minuten later zag hij hem achter in de kamer discreet binnenkomen en de twee technische rechercheurs op hun schouder tikken om ze hoffelijk mee naar buiten te voeren. Jasselin naderde het einde van zijn loopbaan: nog iets meer dan een jaar, waar hij misschien nog één of twee jaar verlenging aan vast kon knopen, hooguit drie. Hij wist impliciet, en tijdens hun tweemaandelijkse gesprekken zei zijn hoofdcommissaris het soms zelfs expliciet, dat nu niet zozeer meer van hem werd verwacht dat hij zaken
oploste,
als wel dat hij zijn opvolgers aanwees, de mensen die de zaken zouden moeten oplossen als hij weg was.

Ferber en de twee technische rechercheurs gingen naar buiten; hij was nu alleen in de kamer. Het licht nam nog verder af maar hij had geen zin om een lamp aan te doen, zonder duidelijke reden voelde hij dat de moord op klaarlichte dag was gepleegd. De stilte was haast onwerkelijk. Waar kwam de indruk vandaan dat er in deze zaak iets was wat hem heel persoonlijk aanging? Hij keek nog eens naar het ingewikkelde patroon dat de lappen vlees op de vloer van de woonkamer vormden. Wat hij voelde was niet zozeer walging, als wel een soort algemeen medelijden met de hele aarde en met de mensheid, die binnen haar eigen kring zo veel gruwelen teweeg kan brengen. Eerlijk gezegd verbaasde het hem een beetje dat hij een aanblik wist te verdragen waar zelfs de technische rechercheurs, die toch het ergste gewend waren, van hadden moeten walgen. Een jaar eerder, toen hij voelde dat het hem moeite begon te kosten om de plaatsen delict te verdragen, was hij naar het boeddhistische centrum in Vincennes gegaan om te vragen of hij daar
Asubha
zou kunnen bedrijven, de meditatie op het kadaver. De lama van dienst had eerst geprobeerd het hem uit zijn hoofd te praten: het was een moeilijke meditatie, vond hij, niet geschikt voor de westerse mentaliteit. Toen hij hem zijn beroep had verteld, was hij bijgedraaid en had om bedenktijd gevraagd. Een paar dagen later belde hij hem op om te zeggen dat, ja, in zijn speciale geval,
Asubha
ongetwijfeld adequaat kon zijn. Deze meditatie werd in Europa niet bedreven, omdat ze onverenigbaar was met de hygiënische normen; maar hij kon het adres geven van een klooster in Sri Lanka dat soms westerlingen ontving. Hij had er twee vakantieweken aan gewijd, toen hij eenmaal (dat was het moeilijkste) een luchtvaartmaatschappij bereid had gevonden om zijn hond te vervoeren. Elke ochtend, terwijl zijn vrouw naar het strand ging, begaf hij zich naar een knekelveld waar de verse doden werden neergelegd, zonder enige bescherming tegen roofdieren of insecten. Op die manier, door zijn geestvermogens maximaal te concentreren volgens de voorschriften die de Boeddha had gegeven in zijn preek over de vestigingen van aandacht, had hij aandachtig het bleke lijk kunnen bestuderen, aandachtig het etterende lijk kunnen bestuderen, aandachtig het uiteengevallen lijk kunnen bestuderen, aandachtig het door wormen verteerde lijk kunnen bestuderen. In elk stadium moest hij bij zichzelf herhalen, achtenveertig keer: 'Dit lichaam van mij is van dezelfde aard. Het zal op dezelfde manier eindigen; het kan die staat op geen enkele manier vermijden.'

Hij besefte nu dat
Asubha
een groot succes was geweest, zozeer dat hij de meditatie zonder aarzelen aan elke willekeurige politieman zou hebben aangeraden. Toch was hij geen boeddhist geworden, en ook al waren zijn gevoelens van instinctieve afkeer bij het zien van een lijk aanzienlijk verminderd, hij voelde nog altijd
haat
voor de moordenaar, haat en angst, hij wilde de moordenaar vernietigd zien, van de aardbodem weggevaagd. Toen hij door de deuropening liep, gehuld in de stralen van de ondergaande zon die over de weide scheen, stelde hij verheugd vast dat hij die haat nog bezat, die volgens hem onontbeerlijk was voor efficiënt politiewerk. De rationele motivering, het zoeken naar de waarheid, was over het algemeen niet voldoende, ook al was ze in dit speciale geval ongewoon sterk. Hij voelde zich geconfronteerd met een complexe, monsterlijke maar rationele geest, waarschijnlijk een schizofreen. Terug in Parijs zouden ze meteen de dossiers van
serial killers
moeten doornemen, en waarschijnlijk buitenlandse dossiers moeten opvragen, hij kon zich in Frankrijk geen vergelijkbare zaak herinneren.

Other books

Werewolf Wedding by Lynn Red
When All Hell Breaks Loose by Camika Spencer
CARRIE'S PROTECTOR by REBECCA YORK,
Strung Out by Kaitlin Maitland
Days by James Lovegrove
The Bluebeard Room by Carolyn Keene
The Red Knight by Miles Cameron
Frosted by Katy Regnery